v2a Kapitel 6

Vertaal
naar het Duits...
Denk aan hoofdletters en lidwoorden!
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vertaal
naar het Duits...
Denk aan hoofdletters en lidwoorden!

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de juiste vervoeging?
A
wir atmst
B
du atme
C
er atment
D
ich atme

Slide 2 - Quizvraag

Vertaal: hij opent de deur.
A
Er öffent die Tür
B
Sie öffent die Tür
C
Es öffnet die Tür
D
Er öffnet die Tür

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal: Het regent
A
Sie regent
B
Wir regnen
C
Es regnet
D
Es regent

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal: Jullie tekenen mooi.
A
Ihr zeichnet schön
B
Wir zeichnen schön
C
Ihr zeicht schön
D
Er zeichnet schön

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal: Reken je op mooi weer?
A
Rechnst du mit schönes Wetter?
B
Rechnest du mit schönem Wetter?
C
Rechnestest du mit schönem Wetter?
D
Rechnestestest du mit schönem Wetter?

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal: Spaß machen
A
leuk zijn/plezier maken
B
Pasta koken
C
Spagaat maken
D
Stom zijn

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal: keine Ahnung
A
een idee
B
een antwoord
C
geen antwoord
D
geen idee

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal: der Gegner
A
de tegenstelling
B
de tegelzetter
C
de tegenstander

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal: schade
A
schade
B
jammer
C
schande
D
schaduw

Slide 10 - Quizvraag

de viool

Slide 11 - Open vraag

dansen

Slide 12 - Open vraag

tennissen

Slide 13 - Open vraag

paardrijden (+ Partizip)

Slide 14 - Open vraag

de vakantie

Slide 15 - Open vraag

"de gitaar" enkelvoud en meervoud

Slide 16 - Open vraag

lezen (+ Partizip)

Slide 17 - Open vraag

naar muziek luisteren

Slide 18 - Open vraag


A
in kino gehen
B
ins kino gehen
C
ins Kino gehen
D
im Kino gehen

Slide 19 - Quizvraag


A
Pferd fahren
B
Rad fahren
C
schwimmen
D
reiten

Slide 20 - Quizvraag


A
Volleyball spielen
B
Fußball spielen
C
Minigolf spielen
D
Schlittschuh laufen

Slide 21 - Quizvraag


A
die Schlagzeug
B
das schlagzeug
C
der schlagzeug
D
das Schlagzeug

Slide 22 - Quizvraag


A
das Gitaar
B
die Gitarre
C
die Gitaarre
D
das Gitarre

Slide 23 - Quizvraag

spelen

Slide 24 - Open vraag

naar de bioscoop gaan

Slide 25 - Open vraag

naar muziek luisteren

Slide 26 - Open vraag

de vakantie

Slide 27 - Open vraag

aan sport doen

Slide 28 - Open vraag

Zoek de juiste vertalingen bij elkaar
die Ferien
das Schlagzeug
Spaß machen
reiten
de vakantie
het drumstel
paardrijden
leuk zijn

Slide 29 - Sleepvraag

bevallen (leuk vinden)
A
behalten
B
gehalten
C
bestimmen
D
gefallen

Slide 30 - Quizvraag

saai
A
schlimm
B
schwer
C
langweilig
D
leicht

Slide 31 - Quizvraag

moeilijk

Slide 32 - Open vraag

toll =
A
saai
B
stom
C
interessant
D
leuk

Slide 33 - Quizvraag

blöd =
A
saai
B
stom
C
moeilijk
D
leuk

Slide 34 - Quizvraag