Lees het hoofdstuk nog eens door--> Dikgedrukte woorden, weet je de betekenis?
Doornemen huiswerk, nog een keer maken in de digitale leeromgeving
Classroom; de lessonupp, extra oefenen, filmpjes
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Voortgezet speciaal onderwijs
In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
voorbereiden op de toets
ERFELIJKHEID
Lees het hoofdstuk nog eens door--> Dikgedrukte woorden, weet je de betekenis?
Doornemen huiswerk, nog een keer maken in de digitale leeromgeving
Classroom; de lessonupp, extra oefenen, filmpjes
Slide 1 - Tekstslide
Beetje voorkennis ophalen... Mitose en meiose zijn allebei celdeling
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen mitose en meiose?
A
Bij mitose worden geslachtscellen gemaakt
B
Bij meiose worden geslachtscellen gemaakt
Slide 3 - Quizvraag
In welke cellen komen geslachtschromosomen voor?
A
Alleen zaadcellen en eicellen
B
Zowel zaadcellen, eicellen als lichaamscellen
C
Alleen lichaamscellen
D
geen van de antwoorden is juist
Slide 4 - Quizvraag
Voortplanting waarbij twee geslachtscellen samenkomen, noemen we.....
A
Mitose
B
Meisose
C
Geslachtelijke voortplanting
D
Ongeslachtelijke voortplanting
Slide 5 - Quizvraag
46
Fenotype
nieuw genotype
aantal chromosomen
23 chromosomen
Zaadcel
Slide 6 - Sleepvraag
Een vrouw met blauwe ogen krijgt een kind met bruine ogen (bruin is dominant). Welk(e) genotype(s) kan de vader hebben?
Slide 7 - Open vraag
Twee honden die kunnen tongrollen worden met elkaar gekruist. Van hun nakomelingen kan 1/3 niet tongrollen. Wat is hier aan de hand?
Slide 8 - Open vraag
De ziekte van Duchenne (d) komt veel vaker bij mannen voor. Dit is dus waarschijnlijk een:
A
y-chromosomale overerving
B
x-chromosomale overerving
C
ziekte veroorzaakt door defect testosteron
D
alleen via de vader te erven
Slide 9 - Quizvraag
Een kleurenblinde vader krijgt twee dochters met een vrouw die drager is. Hoe groot is de kans dat de dochters ook kleurenblind zijn? Noteer je 'berekening'
Slide 10 - Open vraag
Groene oogkleur erft intermediair over. Een kind heeft groenbruine ogen. Wat was het genotype van de ouders? Let op notering.
Slide 11 - Open vraag
Bij welk type voortplanting ontstaat altijd een nieuw genotype?
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting
Slide 12 - Quizvraag
Waardoor ontstaan geen veranderingen in het genotype?
A
Mutaties
B
Geslachtelijke voortplanting
C
Ongeslachtelijke voortplanting
Slide 13 - Quizvraag
De 1e cavia heeft een bruine vacht, is homozygoot voor de vachtkleur. Bruin is dominant.
De 2e cavia heeft een witte vacht en is ook homozygoot.
De 'andere cavia' is ook bruin maar deze heeft een ander genotype dan de 1e cavia. Welk genotype hebben de cavia's?
Bb
BB
bb
'Andere cavia'
Slide 14 - Sleepvraag
Een homozygote plant voor de eigenschap
van gele bloemen. Als je niet meer aan info hebt,
wat kan het genotype van de plant dan zijn?
Bb en Bb
BB en bb
Alleen bb
Alleen BB
Slide 15 - Sleepvraag
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
Wanneer ben je drager?
Wanneer je niet zelf ziek bent
Maar wel het gen bezit (je genotype is heterozygoot Aa)
Jouw kind kan van jou het gen van de ziekte krijgen en heeft daardoor een verhoogde kans.
Slide 18 - Tekstslide
Voorbeeld CF
Taaislijmziekte (CF) is een erfelijke ziekte en zorgt voor problemen met de vertering van voeding en (chronische) luchtweginfecties.
Slide 19 - Tekstslide
Marieke is zwanger, haar man is drager van een erfelijke ziekte, zijzelf niet. Welke afbeelding past bij dit gezin?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 20 - Quizvraag
Wat weet je over de kans die de kinderen van Marieke en haar man hebben op de ziekte?
A
Alle kinderen zijn drager
B
De helft van de kinderen is drager, de andere helft heeft de ziekte
C
De helft van de kinderen is drager, de andere helft is gezond
D
de helft van de kinderen is drager, 25 % is ziek en 25 % is gezond
Slide 21 - Quizvraag
Iemand die wel het gen voor de zieke hypofosfatase bezit maar zelf niet ziek is, wordt een drager genoemd.
Is Stephanie een drager? En Henry?
A
Alleen Stephanie is een drager.
B
Alleen Henry is een drager.
C
Stephanie en Henry zijn beiden drager.
D
Stephanie en Henry zijn beiden geen drager.
Slide 22 - Quizvraag
Bevruchting in een lab
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting
Slide 23 - Quizvraag
Klonen
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting
Slide 24 - Quizvraag
Wat is biotechnologie?
A
Het inbrengen van nieuwe informatie in Bacteriën
B
een verzamelnaam voor technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te maken voor de mens.
Slide 25 - Quizvraag
Bij biotechnologie gebruiken wij organismen om producten voor ons te maken. Wat voor soort producten en middelen worden er geproduceerd met biotechnologie?
Slide 26 - Open vraag
Bij genetische modificatie verandert de mens de erfelijke informatie van andere soorten. Hoe heet de techniek die we daarvoor gebruiken?
A
Biotechnologie
B
Recreatief-DNA-techniek
C
Genetische modificatie
D
Recombinant-DNA-techniek
Slide 27 - Quizvraag
Hoe noemen we een genetisch gemodificeerd organisme?
Slide 28 - Open vraag
Als men wil achterhalen wie de dader is in een misdrijf, waar kijken ze dan naar?