Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Woordenschat 2
Woordenschat 2
Het woordenboek
2.1: Zoeken in een woordenboek
2.2: De juiste betekenis
2.3: Schrijfwijze, uitspraak en extra's
2.4: woordenboek online
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Woordenschat 2
Het woordenboek
2.1: Zoeken in een woordenboek
2.2: De juiste betekenis
2.3: Schrijfwijze, uitspraak en extra's
2.4: woordenboek online
Slide 1 - Tekstslide
Even herhalen...
Slide 2 - Tekstslide
Noem een synoniem voor: eten
Slide 3 - Woordweb
Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.
Slide 4 - Quizvraag
Hoe kun je de betekenis van het woord afleiden?
Het woord 'wandelroute' is een/of heeft een...
A
voorvoegsel
B
achtervoegsel
C
samenstelling
Slide 5 - Quizvraag
Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Met de handel in goud gaat het niet goed, maar de handel in cryptomunten floreert juist. Wat betekent floreert?
A
Gaat achteruit
B
Draait goed
Slide 7 - Quizvraag
Wat betekent het woord massacommunicatie?
Slide 8 - Open vraag
Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.
Slide 9 - Quizvraag
Hoe kun je de betekenis van het woord afleiden?
Het woord 'probleemloos' is een/of heeft een...
A
voorvoegsel
B
achtervoegsel
C
samenstelling
Slide 10 - Quizvraag
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn moeder eet graag kip.
B
Mijn moeder is kippig.
Slide 11 - Quizvraag
Van welk woord is het afgeleid?
schematisch
Slide 12 - Open vraag
Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven
Slide 13 - Quizvraag
Rondvraag
Zijn er over dit onderdeel nog vragen?
Slide 14 - Tekstslide
Woordenschat 2:
Het woordenboek:
2.1 zoeken in het woordenboek
2.2 De juiste betekenis
Slide 15 - Tekstslide
5 woordraadstrategieën
Zoek een
synoniem
Zoek een
omschrijving of definitie
Zoek een
voorbeeld
Zoek een
tegenstelling
Zoek een
bekend woorddeel
Slide 16 - Tekstslide
Woordenboek
Kun je de betekenis van een woord niet bedenken met behulp van één van de vijf andere woordraadstrategieën:
gebruik dan een woordenboek
( 6e woordraadstrategie)
Slide 17 - Tekstslide
zoeken in het woordenboek
Bij werkwoordsvormen: zoek bij het
hele werkwoord
Voorbeeld: loopt --> lopen
gevestigd --> vestigen
Slide 18 - Tekstslide
bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van 'processen'
A
processen
B
proces
C
processie
D
prosecco
Slide 19 - Quizvraag
zoeken in het woordenboek
bij zelfstandige naamwoorden:
zoek altijd het
enkelvoud
van een woord
Voorbeeld: certificaten--> certificaat
bijwerkingen --> bijwerking
Slide 20 - Tekstslide
Bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van
'commerciële'
A
commercie
B
commerciele
C
kommercie
D
commercieel
Slide 21 - Quizvraag
zoeken in het woordenboek
de korte vorm
van het woord
Voorbeeld: sportieve--> sportief
transparante --> transparant
Slide 22 - Tekstslide
Bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van
'gezondheidsrisico'
A
gezond
B
heid
C
gezondheid of risico
D
riskant
Slide 23 - Quizvraag
zoeken in het woordenboek
bij samenstellingen:
een deel van de samenstelling
Voorbeeld: Facebookprofiel--> profiel
inschrijftermijn --> termijn
Slide 24 - Tekstslide
Bij welk woord zoek je in het woorden boek de betekenis van de uitdrukking
'Dat ligt hem zwaar op de maag'
A
maag
B
zwaar
C
liggen
D
ligt
Slide 25 - Quizvraag
zoeken in het woordenboek
bij spreekwoorden of uitdrukkingen:
het belangrijkste zelfstandig naamwoord
Voorbeeld: Hij heeft iets op zijn lever--> Lever
Slide 26 - Tekstslide
let op!
Soms staan bij woorden meerdere betekenissen.
Zoek dan
de betekenis die bij de tekst past.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Rondvraag
Zijn er over deze onderdelen nog vragen?
Slide 29 - Tekstslide
Oefenen/huiswerk
Slide 30 - Tekstslide
Woordenschat 2
Het woordenboek:
2.3 Schrijfwijze, uitspraak en extra's
2.4 woordenboeken online
Slide 31 - Tekstslide
Wat staat er allemaal in het woordenboek?
Betekenis
Het lidwoord (bij zelfstandig naamwoorden)
Het geslacht van het woord: m (mannelijk), v (vrouwelijk), 0 (onzijdig)
Het meervoud
Het verkleinwoord
Slide 32 - Tekstslide
Wat staat er allemaal in het woordenboek?
De lettergrepen
De uitspraak
De klemtoon
Verleden tijd en voltooid deelwoord (bij werkwoorden)
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Rondvraag
Zijn er over deze onderdelen nog vragen?
Slide 36 - Tekstslide
Oefenen/huiswerk
Slide 37 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
H6 1 Woordenschat 1BK
Januari 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Begrijpen wat er staat
Mei 2022
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Woordenschat
September 2024
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
H6 1 Woordenschat 1BK
Mei 2021
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
H6 1 Woordenschat 1BK
Maart 2022
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
woordenschat hoofdstuk 6
Mei 2022
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Woordenboek moeilijke woorden
November 2022
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
H6 - woordenschat (les 1)
Mei 2023
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1