chap 3 brugklas 1app4ww-erherh
1 / 34
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Vertaal in het Frans:
ik maak, doe
ik maak, doe
Slide 4 - Open vraag
Vertaal in het Frans:
het huiswerk
het huiswerk
Slide 5 - Open vraag
werken
A
donner
B
travailler
C
commencer
D
demander
Slide 6 - Quizvraag
dinsdag
A
mardi
B
vendredi
C
jeudi
D
samedi
Slide 7 - Quizvraag
Sleep de Nederlandse vertaling naar het juiste Franse werkwoord.
demarder
jouer
préférer
parler
liever hebben
praten
vragen
spelen
Slide 8 - Sleepvraag
Je / J'
Tu
il / elle / on
Nous
Vous
ils / elles
e
es
e
ons
ez
ent
Slide 9 - Sleepvraag
Je / J'
Tu
elle
Nous
Vous
ils / elles
ik
jij
zij
wij
u
zij mv
Slide 10 - Sleepvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon. Let goed op de uitgangen!
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles
Slide 16 - Sleepvraag
Hoe vind je de stam van een werkwoord op -er?
Slide 17 - Open vraag
Wat is de stam van het werkwoord: 'habiter'
Slide 18 - Open vraag
Wat is de stam van het werkwoord: 'divorcer'
Slide 19 - Open vraag
vous .... (danser)
Slide 20 - Open vraag
tu .... (préparer)
Slide 21 - Open vraag
ils .... (organiser)
Slide 22 - Open vraag
Wat is het hele werkwoord van:
regardent
regardent
Slide 23 - Open vraag
Nous (écouter)
Slide 24 - Open vraag
Je (trouver)
A
trouve
B
trouves
C
trouvez
D
trouvent
Slide 25 - Quizvraag
vous (donner)
A
donnons
B
donnez
C
donnent
D
donnes
Slide 26 - Quizvraag
Fabien et Amélie (chercher)
A
cherchons
B
cherchez
C
cherchent
D
cherches
Slide 27 - Quizvraag
Elle (aimer)
A
aimes
B
aimet
C
aime
D
aiment
Slide 28 - Quizvraag
Emma (danser)
A
danset
B
danses
C
danse
D
dansez
Slide 29 - Quizvraag
Ils (jouer)
A
jou
B
jouent
C
joues
D
joue
Slide 30 - Quizvraag
Mes parents (parler)
A
parlez
B
parles
C
parlons
D
parlent
