pww 3 practice

Hi M4D!
Work through this lesson to practice for test week 3
You can find the studymaterial in itslearning
Topics:
  • Prefixes and suffixes
  • Linking words
  • Vocabulary 
  • exam questions
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hi M4D!
Work through this lesson to practice for test week 3
You can find the studymaterial in itslearning
Topics:
  • Prefixes and suffixes
  • Linking words
  • Vocabulary 
  • exam questions

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prefixes

Prefix: 
Small groups of letters which can be added to the start of words to give them a different meaning.



What do prefixes do?
e.g. give an opposite or negative meaning
un- / in- / im- / ir- / il- / mis/dis
Example:
Robbing a store is illegal.

Don't be so impatient! I am almost ready.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suffix

A word part added to
the end of a root word.

By adding the suffix, 
you make a whole new word!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a semi-detached house
semi =
A
double
B
half
C
single
D
seven fold

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

post-apocalyptic
post =
A
after
B
before
C
during
D
writing

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

an extraterrestrial
extra =
A
double
B
spare
C
(from)outside
D
(really) difficult

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

disbelief
dis =
A
impolite
B
rude
C
tasty
D
not

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I am still _____(certain) about where we are going on holiday!
A
dis-
B
ir-
C
in-
D
un-

Slide 9 - Quizvraag

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
I think it's _____ (possible) to pass this test.
A
un-
B
im-
C
in-
D
re-

Slide 10 - Quizvraag

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
How can I make this test ______(appear)?
A
in-
B
im-
C
dis-
D
un -

Slide 11 - Quizvraag

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
He is not _____ (dependent).
A
in-
B
im-
C
dis-
D
un -

Slide 12 - Quizvraag

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
You're so _____ (responsible).
A
in-
B
im-
C
ir-
D
un -

Slide 13 - Quizvraag

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
It's _____ (polite) to use your phone at the table.
A
in-
B
ir-
C
im-
D
dis -

Slide 14 - Quizvraag

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
You have to _____ (heat) the oven before you put the pizza in.
A
pre-
B
re-
C
anti-
D
pro -

Slide 15 - Quizvraag

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
Don't _____ (behave) in class!
A
dis-
B
il-
C
ir-
D
mis -

Slide 16 - Quizvraag

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
Your handwriting is _____ (legible)!
A
un-
B
il-
C
ir-
D
in -

Slide 17 - Quizvraag

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
The nurse gave me some _____ (biotics).
A
pre-
B
re-
C
anti-
D
il -

Slide 18 - Quizvraag

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
Suffixes

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Prefixes
suffixes
impossible
unprepared
nonsense
disbelief
dancer
drawing
happiness
advertisement

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct suffix

proper_
A
-al
B
-ion
C
-ly
D
-ed

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct suffix

respect...
A
-less
B
-ible
C
-ly
D
-able

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct suffix

typical_
A
-ed
B
-er
C
-ly
D
-ally

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct suffix

regular...
A
-ive
B
-wards
C
-al
D
-ly

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct suffix

develop_
A
-ion
B
-ment
C
-al
D
-ness

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct prefix/suffix

honour_
A
-age
B
-ity
C
-ible
D
-able

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Linking Words

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals

Aan het einde van deze les..
.. weet je wat linking words zijn.
.. weet je welke categorieën linking words er zijn.
.. kun je linking words (en hun functie) herkennen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn linking words?
A
Voorzetsels
B
Voornaamwoorden
C
Voegwoorden
D
Lidwoorden

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin heeft geen linking word?
A
The job was boring so I resigned.
B
He did not stop working although it was midnight.
C
I'm hungry but the fridge in empty.
D
He must have been angry, the window was broken.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which linking word expresses time?
A
as soon as
B
in a nutshell
C
because
D
so as to

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Linking word to show: CONTRAST
A
Whereas
B
Besides
C
Following
D
Without a doubt

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Linking word to show: ORDER
A
Especially
B
Furthermore
C
While
D
Subsequently

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Linking word to show: ADDITION
A
Importantly
B
Moreover
C
Nonetheless
D
Finally

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke Linking word brengt focus aan?
A
To sum up,
B
Once
C
In particular / particularly
D
At last

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

linking word
Welke is geen tegenstelling?
A
but
B
instead
C
as a result
D
whereas

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Linking word
Welke is geen tegenstelling?
A
because
B
however
C
evenso
D
inspite of

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vocabulary

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies