Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Prefix & Suffix
Prefixes & Suffixes
For today:
E Grammar
1 / 29
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
29 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Prefixes & Suffixes
For today:
E Grammar
Slide 1 - Tekstslide
Prefixes (voorvoegsels)
Prefixes zijn letters die voor het woord komen, en daarmee de betekenis van het woord veranderen.
non-/un-/im-/il-/in-/ir-/dis-
= "
niet
" of "
tegenovergestelde
"
re-
= "
opnieuw
", "
terug
" of "
als reactie op
"
mis-
= "
verkeerd
" of "
niet
"
Slide 2 - Tekstslide
Prefixes voorbeelden
Nonsense, unused, impossible, illegal, independent
Return, revisit, replay, react, redo
Misuse, misbehave, misunderstanding
Slide 3 - Tekstslide
Choose the correct prefix:
Dependent
A
Independent
B
Misdependent
Slide 4 - Quizvraag
Choose the correct prefix:
Zip
A
Inzip
B
Unzip
Slide 5 - Quizvraag
Choose the correct prefix:
A
Nonstop
B
Misstop
Slide 6 - Quizvraag
Choose the correct prefix:
Polite
A
Impolite
B
Copolite
Slide 7 - Quizvraag
Suffixes (achtervoegsels)
Letters die achter het woord komen, en daarmee de betekenis van het woord veranderen.
-er
= degene die de actie doet
-ing/-ment
= verandert het werkwoord in een zelfst. nw
-ness
= verandert bijwoord/bijv.nw in een zelfst. nw
Slide 8 - Tekstslide
Suffixes voorbeelden
Teacher, eater, rapper
Payment, painting, teaching
Kindness, happiness, sadness
Slide 9 - Tekstslide
Choose the correct suffix:
Teach
A
Teachment
B
Teacher
Slide 10 - Quizvraag
Choose the correct suffix:
Happy
A
Happness
B
Happiness
C
Happyment
D
Happiment
Slide 11 - Quizvraag
Choose the correct suffix:
Treat
A
Treatness
B
Treatment
Slide 12 - Quizvraag
Choose the correct suffix:
Rap
A
Rapment
B
Rapper
Slide 13 - Quizvraag
To do
E Grammar: 28, 29, 30
Slide 14 - Tekstslide
Linking words
Slide 15 - Tekstslide
Linking words
Linking words ken je als voegwoorden in het Nederlands.
Ze worden gebruikt om twee zinnen samen te voegen.
Examples:
And, But, Because, So
maar er zijn er nog veel meer.
Linking words (voegwoorden) Laten zien wat de verbinding is tussen de zinnen.
Slide 16 - Tekstslide
Linking words
BUT (maar): Tegenstelling met de vorige zin.
Je moet deze kennen MAAR
ze komen niet in de toets.
She wants to buy a car
but
can't afford it.
I like pizza
but
I don't eat sushi.
Slide 17 - Tekstslide
Linking words
AND (en): Toevoeging aan vorige zin / een opsomming.
Je moet dit toepassen EN de prefixes EN de suffixes.
Last Sunday, we went to the movies
and
we also grabbed dinner together.
I went on holiday to Greece
and
Germany.
Slide 18 - Tekstslide
Linking words
BECAUSE (omdat): Legt uit waarom iets zo was uit de vorige zin
Dit moet je leren OMDAT het veel gebruikt wordt.
I did not go to school yesterday
because
I was sick.
Jane is tired
because
she didn't sleep very well.
Slide 19 - Tekstslide
Linking words
SO (dus): Geeft het resultaat van de vorige zin.
Dit is toetsstof DUS je moet het gewoon leren.
I didn't sleep well
so
I’m really tired now.
She studied very well
so
she got an 8 for her test.
Slide 20 - Tekstslide
Wat zijn linking words?
A
Voorzetsels
B
Voornaamwoorden
C
Voegwoorden
D
Lidwoorden
Slide 21 - Quizvraag
Linking words zijn woorden die....
A
context geven aan een zin.
B
meer informatie geven.
C
twee zinnen met elkaar verbinden.
D
de woorden in een zin aan elkaar koppelen.
Slide 22 - Quizvraag
Welke van de volgende 'linking words' geeft een tegenargument aan?
A
so
B
because
C
and
D
but
Slide 23 - Quizvraag
Welke van de volgende 'linking words' geeft een reden aan?
A
so
B
because
C
and
D
but
Slide 24 - Quizvraag
My grandma know many things ____ she is old.
A
but
B
also
C
so
D
because
Slide 25 - Quizvraag
Jim looked right ____ left before he crossed the road.
A
Because
B
And
C
So
D
But
Slide 26 - Quizvraag
She stole a lot of money from him, ____ now she is in prison.
A
Because
B
And
C
So
D
But
Slide 27 - Quizvraag
He was sick, ____ he couldn't come.
A
Because
B
And
C
So
D
But
Slide 28 - Quizvraag
I want to go to the party, ____ I am really tired.
A
Because
B
And
C
So
D
But
Slide 29 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
VTO 10022021
Augustus 2022
- Les met
12 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
week 6 prefix suffix WIP
Augustus 2022
- Les met
15 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Stepping chapter 5 recap class 2A
Juni 2023
- Les met
14 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Stepping chapter 5 recap class 2A
Maart 2023
- Les met
27 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Prefixes and Suffixes
November 2024
- Les met
24 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Stepping chapter 5 recap
Mei 2023
- Les met
27 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Prefixes & Suffixes
Oktober 2024
- Les met
23 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Prefixes and Suffixes
September 2024
- Les met
51 slides
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2