HOZO afronding 27 september 2024

HOZO 

afronding 

27 september 2024
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

HOZO 

afronding 

27 september 2024

Slide 1 - Tekstslide

Palliatieve zorg is:
A
Het bieden van kwaliteit van leven
B
Het bieden van curatieve zorg

Slide 2 - Quizvraag

Noem 2 fasen van palliatieve zorg

Slide 3 - Open vraag

Palliatieve zorg is:
A
Het bieden van kwaliteit van leven
B
Het bieden van curatieve zorg

Slide 4 - Quizvraag

Palliatieve zorg start op het moment dat iemands overlijden binnen 6 weken wordt verwacht
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Bij een natuurlijke dood is "schouwen" door een arts niet nodig
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Bij een niet natuurlijke dood kan de verpleegkundige officieel de dood vaststellen
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Euthanasie is normaal medisch handelen
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Wat is palliatieve sedatie?

Slide 9 - Open vraag

Euthanasie is geen recht van de patiënt en geen plicht voor de arts!
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Noem 2 zorgvuldigheidseisen m.b.t. euthanasie

Slide 11 - Open vraag

Wat is de rol
van de SCEN arts?

Slide 12 - Woordweb

Een medicijn is een chemische stof (of een combinatie van chemische stoffen) met een genezende werking.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Een placebo lijkt op een echt medicijn, maar er zit geen werkzame stof in.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Een medicijn dat via het maag-darmkanaal wordt toegediend, werkt sneller dan een medicijn dat buiten het maag-darmkanaal om wordt toegediend.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Een lokaal toegediend medicijn komt meestal niet in het bloed terecht.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Bij de meeste medicijnen speelt de lever of de nieren een belangrijke rol bij de uitscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Medicijnen die tekorten in het lichaam aanvullen, worden toegediend om verschijnselen te verminderen.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Een vaccinatie heeft een genezende werking.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Diuretica verlagen de bloeddruk
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

De werking van kalmerende medicijnen wordt beïnvloed door alcohol.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Een veelvoorkomende bijwerking van ijzertabletten is diarree.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Darmen kunnen wennen aan laxeermiddelen, waardoor deze medicijnen minder goed gaan werken.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Slaapmedicijnen kunnen leiden tot verslaving.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Bij ophoping van een medicijn wordt de werking steeds sterker.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Ophoping van medicatie wordt ook wel resistentie genoemd
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Het medicijn voor onder de tong komt langs het maag-darmkanaal.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Je mag tabletten altijd breken als de zorgvrager de halve dosering van de tablet nodig heeft.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Als een zorgvrager een medicijn niet goed kan doorslikken, mag je zelfstandig besluiten om het medicijn te malen.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Met de 'vijf keer juist-regel' maak je de kans op fouten bij het uitdelen van medicijnen kleiner.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

In de thuiszorg hoeft bij de dubbelcheck van medicatie geen collega in de buurt te zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Geef een definitie van het woord medicijn

Slide 32 - Open vraag

Wat vond je van de opleiding?
Stel je collega gaat de opleiding doen, wat zou je vertellen?

Slide 33 - Open vraag

Evaluatie van jou ontwikkeling
Aan de hand van:


Slide 34 - Tekstslide