Thema 6 les 7

Thema 6 les 7
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Basisschool

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 6 les 7

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lijdende en bedrijvende vorm
  1. De man koopt een computer.
  2. Een computer wordt door de man gekocht.
Zin 1 staat in de bedrijvende (actieve vorm). In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde (koopt), een onderwerp (de man) en een lijdend voorwerp (een computer).
Deze zin kun je in de lijdende (of passieve) vorm (zin 2) zetten. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak ik van een bedrijvende zin een lijdende zin?
- Je maakt van een bedrijvende zin een lijdende zin door van de persoonsvorm een voltooid deelwoord te maken en het hulpwerkwoord worden te gebruiken.
De vrienden spelen het spelletje
PV = spelen
O = De vrienden
LV = het spelletje

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak ik van een bedrijvende zin een lijdende zin?
De vrienden spelen het spelletje
PV = spelen
O = De vrienden
LV = het spelletje
- Het lijdend voorwerp van de bedrijvende zin wordt het onderwerp in de lijdende zin. 
- Het onderwerp van de bedrijvende zin komt achter door te staan in de lijdende zin. 
Je maakt van een bedrijvende zin een lijdende zin door van de persoonsvorm een voltooid deelwoord te maken en het hulpwerkwoord worden te gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak ik van een bedrijvende zin een lijdende zin?
De vrienden spelen het spelletje
PV = spelen
O = De vrienden
LV = het spelletje
Wordt dus:
Het spelletje wordt gespeeld door de vrienden. 

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan
  1. Vind de persoonsvorm
  2. Maak een voltooid deelwoord van de persoonsvorm en gebruik een vorm van worden
  3. Vind het onderwerp en zet hier 'door' voor
  4.  Vind het lijdend voorwerp en zet deze vooraan
  5. Schrijf de zin op

Slide 7 - Tekstslide

Is het word(t) of werd?
Kijk goed naar de bedrijvende zin.

Staat deze in de t.t. --> word, wordt of worden
Staat deze in de v.t. --> werd of werden

Slide 8 - Tekstslide

Zet in de lijdende vorm. (voordoen)
Ik las vanmorgen een grappig stukje in de krant.

Slide 9 - Tekstslide

Zet in de lijdende vorm (samen):
Meneer Van Os roept Ed.

Slide 10 - Open vraag

Zet in de lijdende vorm:
Het spel fascineert Charley.

Slide 11 - Open vraag

Zet in de lijdende vorm:
De klant weigerde het gerecht.

Slide 12 - Open vraag

Ik kan van een bedrijvende zin een lijdende zin maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Opdracht 1
Is de zin lijdend of bedrijvend?

Anthony koopt een nieuwe game.

Doet Anthony iets (bedrijvend) of wordt er iets met Anthony gedaan (lijdend)

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2
Zet de zin in een lijdende zin.

Babet beheert een virtuele boerderij.

Een virtuele boerderij wordt door Babet beheerd.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
Zet de zin in de lijdende vorm. Let op de vraagzin!

Speelde jij level 5 al?

Werd level 5 al door jou gespeeld?

Slide 16 - Tekstslide

Verwerking
Opdracht 1 en 2 
of 
Opdracht 2 en 3

Taalplus: opdracht 2 en taalplus of opdracht 3 en taalplus

Eerste 15 minuten zelfstandig

Slide 17 - Tekstslide