Lijdende en bedrijvende vorm
1. De man koopt een computer (bedrijvende)
2. Een computer wordt door de man gekocht (lijdende)
In zin 1 staat een werkwoordelijk gezegde (koopt), een onderwerp (de man) en een lijdend voorwerp (een computer).
Deze zin kun je in de lijdende vorm (zin 2) zetten.
Bedrijvende= actief
Lijdende= passief