B1 + B2 + B3: Over taal - les 3

NEDERLANDS
Ga rustig zitten en leg alvast je spullen klaar voor de les. 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

NEDERLANDS
Ga rustig zitten en leg alvast je spullen klaar voor de les. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
- Leerdoelen
- Huiswerk
- Herhalen afspraken 
- Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Aan het eind van deze les:
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit de media; 
  • kun je nieuwe woordvormen afleiden en gebruiken. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Leg je spullen op tafel:
  • Lesboek
  • Leesboek
  • Schrift

Leg je schrift open met je huiswerk.
Ik kom langs om het te bekijken.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afspraken
  • Kom op tijd in de les.
  • Na binnenkomst ga je zitten, pak je je spullen en zet je je tas op de grond. 
  • Praat ik, dan zijn jullie stil. 
  • Vragen? Steek je hand op. 
  • Tijdens de instructie doe je actief mee en maak je aantekeningen.  
  • Huiswerk = huis + werk!
  • Je stopt pas wanneer ik zeg dat de les voorbij is.
  • Eind van de les schuif je je stoel aan of zet je deze op tafel. 
  • Alle algemene schoolregels gelden ook tijdens mijn les. 
  • Is er iets, meld het aan het begin van de les.




Slide 5 - Tekstslide

Wat vinden jullie prettig? Wat hebben jullie nodig?
Wat vinden jullie vervelend?


Voorbeeldzinnen
Goed
a. Gesprekken in de klas kunnen radicalisering van jongeren voorkomen.  

Niet goed
a. Een jongere die radicaliseert, wil dat de samenleving ingrijpend verandert. > werkwoord
a. Radicalisering is erg. > onvoldoende betekenisvol
a. Radicalisering is het extremer worden in bepaalde opvattingen. > uitleg


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldzinnen
  • b. Het eerste consult bij de advocaat is gratis. 
  • c. Ik moest voor wiskunde een nieuwe calculator kopen. 
  • d. Als een echte liberaal verzet de politicus zich tegen de belastingverhoging. 
  • e. In de media is onvoldoende ruimte voor de nuance in een verhaal.
  • f. De leerlingbegeleider kwam als observator in onze klas meekijken. 
  • g. De doelman beantwoordde de provocatie van de aanvaller met een glimlach. 
  • h. De van terrorisme verdachte man mag het land niet verlaten. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je boek voor blok 2 opdracht 1 op blz. 71

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 2, opdracht 1, blz. 71
  1. afweging = keuze nadat je de voor- en nadelen tegen elkaar hebt afgewogen.
  2. controversieel = omstreden
  3. kakofonie = lawaai
  4. mijden = ontwijken
  5. populatie = bevolking (van een bepaald gebied)
  6. relativeren = inzien dat iets betrekkelijk is
  7. reproductie = voortplanting, vermenigvuldiging
  8. saillant = opvallend, opmerkelijk
  9. scala = reeks
  10. seismisch = te maken hebbend met aardbevingen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 2, opdracht 2 vraag 1, blz. 72
  • Zet de goede betekenis bij de woorden. 
  • Kies uit de woorden onderaan. 
  • Let op! Er staan er twee te veel bij. 

achteraf beoordelen - iets mooier maken dan het is - in beweging brengen - indruk maken - somber maken - terugvallen - tot een eenheid brengen, normaliseren - uitvoeren - vernieuwen - versieren

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 2, opdracht 2 vraag 1, blz. 72
a. decoreren = versieren
b. evalueren = achteraf beoordelen
c. idealiseren = iets mooier maken dan het is
d. innoveren = vernieuwen
e. mobiliseren = in beweging brengen 
f. deprimeren = somber maken
g. realiseren = uitvoeren
h. standaardiseren = tot een eenheid brengen, normaliseren

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 2, opdracht 2 vraag 2, blz. 27


  • Leid van elk werkwoord een bijvoeglijk naamwoord af en verwerk deze betekenisvol in een zin. 



timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijke naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord:
  • vertelt iets over een zelfstandig naamwoord;
  • kan voor en achter een zelfstandig naamwoord staan.
Voorbeeld: De blauwe trui is kapot.
  • Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal iets is gemaakt.
Voorbeeld: de zilveren ring.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 2, opdracht 2 vraag 2, blz. 72
a. decoratief, gedecoreerd
b. evaluatief, evaluerend
c. idealistisch, idealiserend
d. innovatief, innoverend
e. gemobiliseerd, mobiliseerbaar
f. deprimerend, depressief, gedeprimeerd
g. realiseerbaar, realistisch, gerealiseerd
h. gestandaardiseerd, standaardiserend

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde les

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies