Week 14, lesson 1 (present perfect introduction)

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's menu


  1. Homework check
  2. Introduction present perfect 
  3. Test week test overview
  4. Homework!

Good luck!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework
Unit 3, lesson 2, assignment 19 and 21

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Time for the present perfect 
We gaan samen naar de video op de volgende dia kijken. Hierin hoor je over een nieuwe werkwoordstijd: de present perfect.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet de Present Perfect er uit?
  • Have + participle
  • I, you, we, they
  • Has + participle
  • he, she, it
  • Hoe kom je aan die 'participle?'
  • Is het woord regelmatig? : hele werkwoord + ed
  • Is het woord onregelmatig?: 3e vorm

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
He has won the lottery.
B
He have won the lottery.
C
He has win the lottery.
D
He have win the lottery.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
They have walked here.
B
They have walk here.
C
They has walk here.
D
They has walked here.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen en ontkenningen
  • Vragen: Zet have of has vooraan de zin:
  • Have you bought that dog yet?
  • Ontkenningen: zet not achter have of has
  • He has not won the lottery.

  • Je gebruikt dus altijd hetzelfde hulpwerkwoord en voltooid deelwoord!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
Has bought he a dog?
B
Has he a dog bought?
C
Has he bought a dog?
D
He has bought a dog?

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
Won we the lottery?
B
Have won we the lottery?
C
Have the lottery we won?
D
Have we won the lottery?

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer Present Perfect?
De Present Perfect gebruik je in de volgende situaties:
  1. Als iets in het verleden begonnen is en nu nogsteeds doorgaat: I have lived here for ten years.
  2. Als iets net is afgelopen (en je merkt nu het resultaat): I have just lost my keys!
  3. Als iets in het verleden is gebeurd maar er staat niet wanneer: My parents have bought a dog.
  4. Om te praten over ervaringen tot nu toe: I have never been to France.

Signaalwoorden: for, yet, never, ever, just, already, since, latel, recently
Ezelsbrug = FYNE JAS

Slide 14 - Tekstslide

ezelsbrug = fyne jas
welk signaalwoord zit niet in fyne jas = lately {maar hoort er wel bij}
F staat voor = for
Y staat voor = yet
N staat voor = never
E staat voor = ever
J staat voor = just
A staat voor = already
S staat voor = since
Zet deze zin in de present perfect.

Postman Pat (just - to deliver) the letters.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

The test week test
Grammar: 
  • Past simple vs. past continuous
  • Word order (place and time)
  • Used to
  • Present simple vs. present continuous
  • Some/any
All vocab from unit 2 & 3 (both ways)
All phrases from unit 2 & 3

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework 

Unit 3, lesson 4, assignment 42 & 43

Study vocab unit 2 + phrases unit 2
 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies