carnaval

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het leesdoel van deze tekst?
A
iets grappig lezen over carnaval
B
tips krijgen over een outfit voor carnaval
C
iets leren over het feest van carnaval
D
jou overhalen om naar de optocht te komen

Slide 2 - Quizvraag

Waar denk je aan bij carnaval?

Slide 3 - Woordweb

Lees de 1e alinea.
Waar gaat de rest van de tekst over?

Slide 4 - Open vraag

Opdracht
1. Onderstreep de lastige of onbekende woorden
2. Markeer de belangrijke woorden (kernwoorden)

Slide 5 - Tekstslide

Op welke vragen geeft deze tekst een antwoord?

Slide 6 - Open vraag

regel 4: hem. Waar verwijst dit woord naar?
A
De raad van elf
B
Prins Carnaval
C
de jeugdraad
D
de burgemeester

Slide 7 - Quizvraag

regel 5: zij. Waar verwijst dit woord naar?
A
Prins Carnaval
B
De jeugdraad van elf
C
de sleutels van de stad
D
De raad van elf

Slide 8 - Quizvraag

Regel 6: die. Waar verwijst dit woord naar?
A
De jeugdraad van elf
B
De Prins en de raad van elf
C
de kinderen
D
de adjudant

Slide 9 - Quizvraag

Lees: Carnaval... zomer, onder het plaatje van de praalwagen. Welk signaalwoord van tijd zie je?

Slide 10 - Open vraag

Lees: Carnaval... wegjagen, het laatste stukje tekst. Welk signaalwoord van tijd zie je?

Slide 11 - Open vraag

regel 8, 1e alinea: proclamatie. Leg uit wat dit betekent.

Slide 12 - Open vraag

Regel 4, 2e alinea: dweilorkest. Leg uit wat dit betekent.

Slide 13 - Open vraag

Waarom vieren de Antilianen in de zomer carnaval in Rotterdam??????

Slide 14 - Open vraag

Laatste alinea: in regel 2 staan een middel en een doel? Noem deze beiden.

Slide 15 - Open vraag

Carnaval
praalwagen
typisch Nederlands
Kinderraad van elf
Adjudant
boze geesten
tango

Slide 16 - Sleepvraag

Wat weet je nu meer over carnaval wat je voor deze les nog niet wist?

Slide 17 - Woordweb

Wat als jij carnaval ging vieren?

Slide 18 - Open vraag