4.5 afweer

Doel vorige les



- kun je in een afbeelding de
delen van het hart en de aansluitende bloedvaten benoemen. 
- kun je de kenmerken en de functies noemen van het hart en de aansluitende bloedvaten. 
 

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doel vorige les



- kun je in een afbeelding de
delen van het hart en de aansluitende bloedvaten benoemen. 
- kun je de kenmerken en de functies noemen van het hart en de aansluitende bloedvaten. 
 

Slide 1 - Tekstslide

Blz 233  
opdr 1 - 9+

Slide 2 - Tekstslide

Doel deze les
 Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.
- Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties. 



Slide 3 - Tekstslide

Uitleg basisstof 5 'Afweer'
Lichaamsvreemde stoffen: stoffen die niet in je lichaam thuishoren en waarvan je ziek kunt worden.
Je lichaam houdt het tegen:
  • met de huid
  • met de slijmvliezen in de luchtwegen
  • met zoutzuur in maagsap

infectie: ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg basisstof 5 'Afweer'
afweersysteem (immuunsysteem): bestrijdt ziekteverwekkers
antistoffen: stoffen die ziekteverwekkers onschadelijk maken
immuun: niet ziek worden, omdat witte bloedcellen meteen een antistof kunnen maken
Als een infectie het lichaam binnenkomt, gaat je afweersysteem aan de slag. Je witte bloedcellen worden erop uitgestuurd om de
ziekteverwekkers te vinden en te doden. 

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg basisstof 5 'Afweer'
Je lichaam onthoudt de ziekteverwekker. Als deze weer binnenkomt ben je minder erg ziek en word je sneller beter. Je witte bloedcellen hebben antistoffen gemaakt. Deze maken de ziekteverwekker onschadelijk. 
Je bent immuun geworden. 

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg basisstof 5 'Afweer'
allergie: overgevoeligheid voor bepaalde
stoffen
allergische reactie: reactie van het
afweersysteem op de stof waar je
overgevoelig voor bent.

Je lichaam wordt rood, je krijgt jeuk,
een branderig gevoel e.d.

Slide 7 - Tekstslide

Samen lezen en aan de slag
Blz 233 - 235 lezen
maken opdrachten 1 - 9 +
Begrippenlijst basisstof 5

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn lichaamsvreemde stoffen?
A
Stoffen die je lichaam fijn vinden
B
Stoffen die niet in je lichaam thuishoren.

Slide 9 - Quizvraag

Een rode cel valt de ziekteverwekkers aan.
A
Waar
B
Onwaar

Slide 10 - Quizvraag

Een witte bloedcellen produceren antistoffen
A
waar
B
onwaar

Slide 11 - Quizvraag

De ziekteverwekker wordt in zijn geheel bedekt met antistoffen. Waarom?
A
Zo wordt ie meegenomen naar het hart
B
Zo wordt ie onschadelijk gemaakt
C
Zo wordt ie aangepakt door een rode bloedcel

Slide 12 - Quizvraag

De witte bloedcellen verlaten het bloedvat om vervolgens.....
A
te vervormen
B
een bloedplaatje onschadelijk te maken
C
weer het bloedvat in te gaan
D
om een lichaamsvreemde stof onschadelijk te maken

Slide 13 - Quizvraag

Waarom zijn ouderen minder vaak ziek?
A
omdat hun witte bloedcellen alle virussen en bacteriën onthouden en dus antistoffen hebben opgebouwd.
B
Ze zijn net zo vaak als kleine kinderen.
C
omdat hun afweersysteem niet goed werkt.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een allergie?
A
Je bent gevoelig voor bepaalde stoffen.
B
Je bent overgevoelig voor bepaalde stoffen.

Slide 15 - Quizvraag