Future

29 January Engels H3
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

29 January Engels H3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal: bewonderen

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

nep

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

onwillig, aarzelend

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

in het openbaar

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

ruzie

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

eigenwaarde

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wantrouwig, achterdochtig

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

to value

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

onbekende, vreemde

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4 vormen van de future:
  • Will
  • To be going to
  • Present continuous
  • present simple 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Will + hele ww

Examples:
- I will bring you home after the party.
- I will go swimming if the sun shines tomorrow.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use future with "will": 
- als iets in de toekomst zal gebeuren.
- een voorspelling 
- een belofte/aanbod op het moment van spreken.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To be (am/is/are) going to + hele ww

Examples:
- I am going to visit my grandparents tomorrow.
- Look outside! It is going to rain!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use future with "to be going to":
- Als je iets van plan bent (er is nog niets vastgelegd!)
- Voorspellingen waar je bewijs voor hebt

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use future with "Present Continuous" (am/is/are + ww + ing):
- er is al een afspraak is gemaakt/iets is vastgelegd.
- iets gaat binnenkort gebeuren.

Behalve voor de toekomst gebruik je de present continuous ook om:
- aan te geven dat iets NU aan de gang is
- aan te geven dat iets IRRITANT is (you are always picking your nose)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use future with "Present Simple": (hele ww zonder to/ bij she/he/it +S)
- Dingen die volgens een vaste tijdsplanning verlopen (bijvoorbeeld een dienstregeling of een rooster).
- Na sommige woorden die iets met de toekomst te maken hebben

Je gebruikt de present simple ook:
- om aan te geven dat iets vaker voorkomt (of nooit) of een gewoonte is
- bij werkwoorden die iets te maken hebben met de zintuigen (smell, taste, sound etc)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The Future

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk vorm van de future gebruik je bij dingen die je van plan bent?
A
will / won't
B
to be going to
C
present continuous
D
present simple

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk vorm van de Future gebruik je bij afspraken die al gepland staan?
A
will / won't
B
to be going to
C
present continuous
D
present simple

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

FUTURE Hopefully, I ........ my grammar test.
A
am passing
B
will pass
C
would pass
D
am going to pass

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

FUTURE My bus is delayed.
I ...... too late at the airport.
A
am
B
will be
C
am going to be
D
shall be

Slide 22 - Quizvraag

Vanwege de vertraging van je bus heb je nu aanleiding om aan te nemen dat je te laat gaat komen.
FUTURE What would you like to eat?
> I ..... a sandwich, please.
A
will have
B
have
C
am going to have
D
should have

Slide 23 - Quizvraag

Het is een beslissing die je op dit moment maakt. Daarbij hoort het gebruik van will.
FUTURE My friends and I ........... Glastonbury festival this Friday.
A
will go to
B
are going to
C
are going to go to
D
go to

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

FUTURE Which sentence fits best?
A
I think it will rain in a couple of minutes.
B
It looks as if it is going to rain soon.
C
It is raining in 5 minutes.
D
It rains every day.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

FUTURE Choose the correct answer.
I have to go now. The course _____ at eight o'clock.
A
will start
B
starts

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies