Een gist
groeit, neemt het water op waardoor de cellen groter worden.
Een gist plant zich voort, gistcellen delen zich in tweeen.
Een gist neemt waar en reageert op veranderingen binnen en buiten het lichaam.
Een gist voedt zichzelf met suiker.
Een gist kan zich niet bewegen, daarom moet de suiker in het water opgelost zijn zodat het goed wordt verspreid.