Havo 4 Unit 6.7 Quantifiers

Today I feel
A
alright.
B
happy.
C
not so great.
D
nothing.
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Today I feel
A
alright.
B
happy.
C
not so great.
D
nothing.

Slide 1 - Quizvraag

What is indirect/reported
speech?

Slide 2 - Woordweb

Put the sentence below in reported speech:

Michael said, 'We haven't been playing tennis since last month'.

Slide 3 - Open vraag

Grammar

Quantifiers

Either, Neither, None, Both, All, Or, Nor, And 

Slide 4 - Tekstslide

Both 


Both betekent 'allebei' bij twee personen, dieren of dingen.
Het werkwoord staat dan in het meervoud:
Philip and Jim are both on a business trip.
(Philip en Jim zijn allebei op zakenreis.)
 




Slide 5 - Tekstslide

Either

Either betekent 'een van beide(n)' óf 'elk van beide(n)' als het om (meestal) twee personen, dieren of dingen gaat. Het werkwoord staat dan in het enkelvoud.

Philip and Jim are our managers. Either of them has to sign the contract.
(Philip en Jim zijn onze managers. Een van beiden moet het contract tekenen.)

Slide 6 - Tekstslide

Neither

Neither betekent 'geen van beide(n)' als het om twee personen, dieren of dingen gaat. Het werkwoord staat dan in het enkelvoud.

The cat and the dog are in the garden. Neither of them likes to stay inside.
(De kat en de hond zijn in de tuin. Ze vinden het geen van beide leuk om binnen te blijven.)
Neither ... nor betekent noch ... noch.


Neither the dog nor the cat wanted to play outside.
(Noch de hond, noch de kat wilde buiten spelen.) 

Slide 7 - Tekstslide

All
All (alle) gebruik je als het over meer dan twee personen, dieren of dingen gaat.

Het werkwoord staat dan in het meervoud.
There were many visitors. They were all wearing hats.
(Er waren veel bezoekers. Ze hadden allemaal een hoed op.)

Slide 8 - Tekstslide

Open your SB on page 77


Slide 9 - Tekstslide

1. Look at the cartoon. How did the boy hurt his arm? Do you think he wanted to tell the girl how he hurt it? Why?

Slide 10 - Open vraag

2. Study the Language box. Find more examples of quantifiers in the cartoon.

Slide 11 - Open vraag

Look at exercise 3 (page 77 SB).

Answer the questions

Slide 12 - Tekstslide

1.A: Where are Simonand Rebecca?
B: They're both ill. ........ of them can come.

Slide 13 - Open vraag

2. A: Are there any films on TV tonight?
B: Yes, we can.........watch an action film......a thriller.

Slide 14 - Open vraag

3. A: So have you asked all your friends about going snowboarding?
B: Yes, but.....of them want to joins me.

Slide 15 - Open vraag

4. A: Can Tom and Harry go to the beach with us?
B: No. .........Tom.........Harry can go.

Slide 16 - Open vraag

Look at exercise 4 (p.77 SB)

Choose the correct answer

Slide 17 - Tekstslide

2. ?

Slide 18 - Open vraag

3. ?

Slide 19 - Open vraag

4. ?

Slide 20 - Open vraag

5. ?

Slide 21 - Open vraag

Do revision exercises (page 79 SB)

-Whisper
-Music on

Slide 22 - Tekstslide