oefentoets ch3 1mh / 1hv

• Frans
• Middelbare school
• vmbo g, t, havo
• Leerjaar 1

Klassenregels

We werken rustig samen in de klas.

We respecteren elkaar. 

We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.

Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.

We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.

We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.

We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.

We laten elkaar uitpraten.

We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).

We verstoren niet bewust de les (door bijvoorbeeld dingen door te klas te gooien of te roepen)

Planning et buts

Aan het eind van dit lesuur....

- kun je woorden en zinnen die te maken hebben met le collège

- Kun je vertellen in welke klas je zit, of je een vak leuk vindt, of jou leraar aardig of streng is

- kun je het werkwoord être goed gebruiken

- kun je het bezittelijk voornaamwoord gebruiken

 Planning:

1.  woorden overhoren 

2. oefenen met zinnen 

3. uitleg  grammatica 

4. Quiz vragen

5. Check van de lesdoelen

Vocabulaire A - B - E - F

Je leert in dit hoofdstuk ook de schoolvakken te benoemen in het Frans. 

Sleep de juiste woordjes in het blauw naar de vertaling.

les maths

l'anglais

l'histoire

la géo

le français

la musique

muziek

Frans

Engels

Wiskunde

aardrijkskunde

geschiedenis

Sleep de woordjes in de blauwe vakjes naar de juiste vertaling.

De woordjes hebben allemaal te maken met het thema 'school'.

le cours

la classe

le prof

le collège

la cinquième

sévère

streng

de eerste klas

de klas

de les

de middelbare school

de leraar

In welke klas zit jij?

Wie is je leraar Wiskunde?

Is hij aardig?

Hou je van wiskunde?

Ik zit in de eerste klas

Nee, ik heb een hekel aan wiskunde

Non, je déteste les maths

Tu es en quelle classe?

Tu aimes les maths?

Qui est ton prof de maths?

Il est sympa?

Je suis en cinquième

Phrases clés D & G (blz.130)

Qui est ton prof d'anglais?

Elle est sympa?

être

Jouw broer is aardig
...... frère (m) est sympa

1. mon
2. sa
3. leur
4. ton

Hun boeken zijn blauw
...... livres sont bleus

1. leurs
2. leur

Zijn koffer is op het vliegveld
..... valise (v) est à l'aéroport

1. son
2. sa
3. ton
4. notre

Jouw heldin is Wonderwoman
..... héroïne est Wonderwoman

1. mon
2. ton
3. ta
4. sa

Zijn jullie ouders op vakantie?
..... parents sont en vacances?

1. notre
2. nos
3. vos
4. votre

Hun kinderen eten vlees
.... enfants mangent de la viande

1. ses
2. leur
3. vos
4. leurs

Zijn telefoon is van Apple
.... portable (m) est d'Apple

1. mon
2. ta
3. sa
4. son

Jouw vriendinnen hebben blond haar
.... amies ont les cheveux blonds

1. ton
2. vos
3. tes
4. notre

Mijn vriend is aardig
.... ami est sympa

1. mon
2. mes
3. son
4. ma

Mijn vriendin is aardig
.... amie est sympa

1. ma
2. sa
3. mes
4. mon

C'est ton chien?
Oui, c'est .... chien (m)

1. mes
2. leur
3. mon
4. ta

Zijn de doelen behaald?
woorden en zinnen over le collège, être, het bezittelijk voornaamwoord

1. Ja
2. nee