EXAMENSTOF - SYLLABUS - MAVO 4

4 Mavo - Muziek
EXAMENSTOF van Syllabus

* = begrippen met een * worden in het CSE niet actief bevraagd
1 / 72
volgende
Slide 1: Tekstslide
MuziekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 72 slides, met tekstslides en 17 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4 Mavo - Muziek
EXAMENSTOF van Syllabus

* = begrippen met een * worden in het CSE niet actief bevraagd

Slide 1 - Tekstslide

Ritme:
-  herkennen en benoemen van:
• notenwaarden, rusten en ritmische figuren


– volgen van een ritme, eventueel via een grafische voorstelling


– interpreteren van veranderingen en contrasten

Begrippen bij luistervaardigheid:
– break
– fill
– ritmisch ostinaat/ostinato
– swing *
– syncope

– triool (als achtsten triool)
– toonduur:
• notenwaarden: hele t/m zestiende noot
• rusten: hele t/m zestiende rust
• verlenging van een noot:
met een punt achter de noot
verbindingsboog

Slide 2 - Tekstslide

BREAK: DE BAND VALT STIL EN WORDT VAAK OPGEVULD  DOOR EEN SOLO VAN EEN INSTRUMENT/ZANGER

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Fill
Ingevoegd kort ritmische figuur. Komt meestal voor in de drum partij.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Ostinato
Een ostinato/ostinaat is een kort muzikaal motief dat telkens wordt herhaald.
Bij ritmisch ostinaat wordt steeds alleen het ritme herhaald.
Bij melodisch ostinaat hoor je steeds dezelfde melodie
Basso ostinato is een bas-melodie in een compositie, je hoort steeds dezelfde lage melodie die gespeelt wordt op de bas gitaar of contrabas.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Swing* (niet actief bevraagd)
Achtste noten worden gelijk genoteerd, maar niet gelijk gespeeld. In principe worden twee achtste noten binnen één tel gespeeld als een kwartnoot en een achtste noot als onderdeel van een triool. Komt in de Jazz- en bluesmuziek veelvuldig voor. Geeft Jazz- en bluesmuziek het “huppelende” karakter.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Syncope
Bij een syncope wordt het accent verlegd van een sterk naar een zwak maatdeel. Hieronder wordt dat gedaan dmv verbindingsbogen.



Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Triool (als achtste noot)
Wij spreken van triool als een noot in drie gelijke waarden wordt onderverdeeld
Bijv.: In plaats van twee achtste noten kunnen er dus drie achtste noten op één tel. Wij noteren drie achtste noten met een 3 erboven of eronder en spelen wij 3 gelijke noten.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Notenwaarden/rusten


Noot met punt

Slide 15 - Tekstslide

Verbindingsboog

Verbindt 2 noten met elkaar,
hierdoor wort de duur langer. 

In deze context kan het alleen met dezelfde toonhoogte!

Slide 16 - Tekstslide

Maat:

Herkennen en benoemen van:
• maataccenten
• maatsoorten
• maatwisselingen

Begrippen bij luistervaardigheid:

– beat en afterbeat


– maataanduiding
• tweedelig: 2/4, 4/4, C, 6/8
• driedelig: 3/4, 3/8


– maatstreep


– maatwisseling


– opmaat


Slide 17 - Tekstslide

Beat
In muziek- en muziektheorie is de beat de basis tijdseenheid. Het is in wezen de hartslag van het nummer.

Als luisteraars niet anders dan hun tenen op een nummer tikken, is dat de beat waar ze op tikken.

Slide 18 - Tekstslide

AFTER BEAT:  
HET ACCENT LIGT OP DE 2DE EN 4DE TEL VAN DE MAAT




Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Maataanduiding
• tweedelige maatsoort: 2/4, 4/4, C (de C staat voor een vierkwartsmaat, 6/8


• driedelige maatsoort: 3/4,  3/8


Slide 21 - Tekstslide

Maatwisseling en maatstreep
Een maatwisseling is een verandering van de maatsoort in een muziekstuk, bijvoorbeeld van 2/4 naar 3/4 of naar 6/8.

Maatstrepen: 

Slide 22 - Tekstslide

Opmaat
Een opmaat is de eerste maat van een muziekstuk met minder tellen. De maat is dus onvolledig.

Zie voorbeeld op volgende pagina:

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Tempo:
herkennen en benoemen van:
• goed te onderscheiden tempi in drie categorieën: langzaam, rustig en snel
• tempowijzigingen
– interpreteren van veranderingen en contrasten
– interpreteren van tempokeuzes in een compositie

Begrippen bij luistervaardigheid:

– tempo- aanduidingen
• klassiek: adagio, andante, allegro
• pop: slow, medium, uptempo


– tempowijzigingen
• accelerando
• ritenuto


Slide 25 - Tekstslide

Tempo aanduidingen

•pop: slow, medium, uptempo
•  klassiek: adagio, andante, allegro

Slide 26 - Tekstslide

Tempo aanduidingen

RITENUTO (rit) :
VERTRAGEN VAN DE MUZIEK

ACCELERANDO (accel) :
VERSNELLEN VAN DE MUZIEK

z

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Toonhoogte:

– volgen van een melodie eventueel via een grafische voorstelling


– herkennen van veranderingen en contrasten
Begrippen bij luistervaardigheid: 

• absolute notennamen
• g-sleutel
• f-sleutel * (niet actief bevraagd!)
• voortekens: herstellingsteken, kruis, mol

Slide 30 - Tekstslide

G sleutel en F sleutel 
(f sleutel niet actief bevraagd!)

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Kruizen en mollen
# = Kruis – verhoogd – 1 x een halve toon – krijgt achternaam IS (uitspraak: ies).

b = Mol – verlaagd – 1 x een halve toon – krijgt achternaam (E)S.

Slide 33 - Tekstslide

Dynamiek:
 herkennen en benoemen van het verloop van de dynamiek van een compositie via een traditionele -
of grafische notatie
– dynamiektekens noteren / invullen in een luistervoorbeeld, uitgaande van ten minste één gegeven
teken
– interpreteren van veranderingen en contrasten
Begrippen bij luistervaardigheid: 
– aanduidingen voor dynamiek
• fortissimo ff,  forte f,  mezzo- forte mf,  piano p,  pianissimo pp.
• crescendo <,  decrescendo >

– fade out
– overgangsdynamiek
– terrassendynamiek

Slide 34 - Tekstslide

Aanduidingen voor dynamiek

Van hardst naar zachtst:
fortissimo ff,
forte f,
mezzo- forte mf,
piano p,
pianissimo pp

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Fade out/in
In de popmuziek gebruiken we voor dynamiek de termen:
fade in en fade out

Fade in zit aan het begin van de song
Fade out zit aan het eind van de song!

Slide 37 - Tekstslide

Overgangsdynamiek/ Terrassendynamiek

Terrassendynamiek: 
Plotselinge overgang van sterk naar zacht en omgekeerd.


Overgangsdynamiek:
Geleidelijke overgang van sterk naar zacht en omgekeerd.


Slide 38 - Tekstslide

Samenklank:
– herkennen en benoemen van: eenstemmigheid, tweestemmigheid
– herkennen van meerstemmigheid*
– herkennen, benoemen en onderscheiden van:
• vormen van eenstemmigheid/ meerstemmigheid *
• spanning en ontspanning
– volgen van een (eenvoudig) akkoordenschema
– interpreteren van veranderingen en contrasten
Begrippen bij luistervaardigheid: 

 - akkoord*, akkoordenschema *


– homofonie, polyfonie en unisono


– tweeklank

Slide 39 - Tekstslide

Toonsoort: majeur/mineur

Luistervaardigheid: 
Kunnen herkennen van majeur en mineur in luistervoorbeelden

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Akkoordschema

Een akkoordvolgorde waarop een muziek gebaseerd is.








Slide 42 - Tekstslide

Vaste akkoordschema:

In sommige muziekstijlen komen vaste akkoordschema’s voor.
De bekendste stijl is de “blues” en ook de “Rock ‘n’ Roll” die daarna kwam heeft dit schema als basis.
We noemen dit “Het bluesschema”.
De vorm is dan als volgt:

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Polyfonie
Vorm van meerstemmigheid, waarbij alle stemmen een zelfstandige melodische betekenis hebben.

Elke stem lijkt zelfstandig en beïnvloedt de andere niet. De stemmen zijn zowel melodisch als ritmisch onafhankelijk van elkaar.

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Homofonie
Vorm van meerstemmigheid, waarbij één van de stemmen de melodie voert en andere stemmen een begeleidend karakter hebben.
Deze vorm van meerstemmigheid is vaak te herkennen aan de verticale lijnen in het notenbeeld. De stemmen zijn melodisch anders, maar ritmisch vrijwel gelijk.

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Unisono 
Eenstemmig.

Alle instrumenten of zangstemmen spelen of zingen dezelfde melodie op dezelfde toonhoogte. Een octaaf verschil t.o.v. de stemmen wordt hierin niet als een andere toonhoogte beschouwd.

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Tweeklank

Het tegelijk klinken van twee noten.

Slide 51 - Tekstslide

Uitvoeringspraktijk 1.0:

– herkennen en benoemen van:
• articulatiewijzen
• speeltechnieken en effecten

Begrippen bij luistervaardigheid: 
– articulatie
• legato, staccato


– speeltechnieken en effecten:
• aanslaan / tokkelen (gitaar)
• aanslaan / raspen / schudden (slaginstrumenten)
• glissando
• pizzicato/strijken (strijkinstrumenten)
• scratchen
• slappen (basgitaar)

Slide 52 - Tekstslide

Legato / staccato:

Slide 53 - Tekstslide

Gitaar
Aanslaan/ tokkelen 

Slide 54 - Tekstslide

Percussie/ slaginstrumenten:
Aanslaan/ raspen en schudden

Slide 55 - Tekstslide

GLISSANDO: 
GLIJDEN TUSSEN 2 TONEN

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Video

Strijkinstrumenten
Strijken:
Je strijkt met je strijkstok over de snaren heen. 

Pizzicato:
 Je plukt met de vingers aan de snaren van een strijkinstrument


Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Video

Speeltechnieken en effecten
Slappen: 
Speelmanier op de basgitaar, waarbij de duim op de snaren hamert en de vingers aan de snaren plukken.



Slide 61 - Tekstslide

Slide 62 - Video

Uitvoeringspraktijk 2.0:

– herkennen en benoemen van:
• uitvoeringswijzen


– het herkennen van versieringen
Begrippen bij luistervaardigheid: 

– uitvoeringswijzen
• a capella
• akoestisch
• elektronisch
• cover *
• fermate *
• herhalingstekens *
• instrumentatie
• slaggitaar en sologitaar (leadgitaar)
• stemgebruik: human beatbox *, rappen
• tutti - solo
• unplugged *
• versiering*

Slide 63 - Tekstslide

Uitvoeringspraktijk
Slappen: 
A capella



Slide 64 - Tekstslide

A CAPELLA : Zingen zonder begeleiding van instrumenten.



Slide 65 - Tekstslide

Stemsoorten
Sopraan: hoge vrouwenstem

Alt: lage vrouwenstem

Tenor: hoge  mannenstem

Bas: lage mannenstem

Slide 66 - Tekstslide

Slide 67 - Video

Melodische relaties
Ostinato/motief:
Het steeds herhalen van een ritme of melodie.

Slide 68 - Tekstslide

Slide 69 - Video

INSTRUMENTEN  EINDEXAMEN
LATEN HOREN - BEATSNBITS

STRIJKINSTRUMENTEN

BLAASINSTRUMENTEN (HOUT + KOPER)

TOKKELINSTRUMENTEN

Slide 70 - Tekstslide

INSTRUMENTEN  EINDEXAMEN
PAK EEN PEN + PAPIER

WELK INSTRUMENT HOOR JE?
1  T/M 8. 

Slide 71 - Tekstslide

Slide 72 - Video