Oefenen met de vragen over literatuur

Oefenen

Dit zijn alle oefenvragen die jullie tijdens de lessen literatuur hebben moeten maken. Je kunt er hier nog een keer mee oefenen.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenen

Dit zijn alle oefenvragen die jullie tijdens de lessen literatuur hebben moeten maken. Je kunt er hier nog een keer mee oefenen.

Slide 1 - Tekstslide

In welk jaar is de tekst 'hebban olla vogala' geschreven?
A
Omstreeks 600
B
Omstreeks 800
C
Omstreeks 900
D
Omstreeks 1100

Slide 2 - Quizvraag


De tekst 'hebban olla vogala' is de eerste literaire neergeschreven tekst die we kennen in Europa.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

ca. 800
ca. 900

ca. 1100

Beowulf
Hildebrandslied
Chanson de Roland
Hebban olla vogala

Slide 4 - Sleepvraag

Welke van de onderstaande talen is geen Germaanse taal?
A
Nederlands
B
Engels
C
Frans
D
Duits

Slide 5 - Quizvraag


Welk werk in het Oudnederlands is het oudst?
A
Hebban olla vogala
B
Gelobistu in got alamehtigan fadaer
C
Maltho thi afrio lito

Slide 6 - Quizvraag


Beowulf, een heldendicht in het Oud Engels, is ouder dan 'hebban olla vogala'.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Waar kwam de monnik die 'hebban olla vogala' neerschreef vandaan?
A
Kent
B
Vlaanderen
C
Wallonië
D
Brabant

Slide 8 - Quizvraag

'Hebban olla vogala' is:
A
een stukje vertaling van een boek in het Latijn
B
een stukje vertaling van een boek in het Oud Engels
C
een stukje uit een liefdesversje in het Latijn
D
een stukje uit een liefdesversje in het Vlaams

Slide 9 - Quizvraag

Wie drukte het eerste Westerse boek?
A
Ginsberg
B
Gutenburg
C
Grunberg
D
Coster

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de naam van het eerste boek dat in het Nederlands werd gedrukt?
A
De Drentse Bijbel
B
De Dietse Bijbel
C
De Delftse Bijbel
D
De Drontse Bijbel

Slide 11 - Quizvraag

Welke andere manier van boekdrukken werd gebruikt naast de boekdrukpers?
A
Gipsboeken
B
Stempelboeken
C
Vloeiblad boeken
D
Blokboeken

Slide 12 - Quizvraag

Gerard Leeu drukte in 1479:
A
Historie van Reynaert die vos
B
Beatrijs
C
Marike van Nimwegen
D
Elckerlijk

Slide 13 - Quizvraag

Wat waren de twee belangrijkste functies van ridderliteratuur?
A
amuseren
B
waarschuwen
C
verzorgd taalgebruik tonen
D
voorbeeld geven

Slide 14 - Quizvraag

Wat is GEEN onderwerp uit de Karelromans?
A
hoofsheid
B
geweld
C
oorlog
D
gevechten

Slide 15 - Quizvraag

In welk land is de ridderroman ontstaan?
A
Duitsland
B
Engeland
C
Italië
D
Frankrijk

Slide 16 - Quizvraag

Wat hoort niet thuis in een Arthurroman?
A
hoofse liefde
B
toernooien
C
gevechten tussen burgers en adel
D
tweegevechten

Slide 17 - Quizvraag

Waar werden hoofse romans voornamelijk voor gebruikt?
A
Om correct gedrag te propageren
B
Om jonge ridders gevechtstechnieken aan te leren
C
Om mannen te leren hoe ze met vrouwen om moesten gaan
D
Om vorsten te laten zien hoe ze met hun ridders moesten omgaan

Slide 18 - Quizvraag

Welke element komt niet voor in een Arthurroman?
A
een hofdag
B
een queeste
C
een gevecht/oorlog
D
hoofse liefde

Slide 19 - Quizvraag

De Westerse boekdrukkunst werd in eerste instantie voornamelijk gebruikt voor de druk van:
A
godsdienstige werken
B
literaire verhalen en liederen
C
ridderromans
D
wetteksten

Slide 20 - Quizvraag

Uit welke bevolkingslaag kwamen rederijkers?
A
adel
B
burgers
C
boeren
D
geestelijken

Slide 21 - Quizvraag

Aan welk van onderstaande voorwaarden moest je voldoen om toegelaten te worden tot een rederijkerskamer?
A
een geestelijke zijn
B
belezen zijn
C
van adel zijn
D
rijk zijn

Slide 22 - Quizvraag

Een juweel was een:
A
prijs die rederijkers konden verdienen met literaire wedstrijden
B
prijs die toneelspelers/-verenigingen konden verdienen met onderlinge wedstrijden
C
wedstrijd tussen rederijkerijen uit dezelfde stad
D
wedstrijd tussen toneelspelers/-verenigingen uit verschillende steden

Slide 23 - Quizvraag

Een landjuweel was/is een wedstrijd tussen:
A
rederijkers uit verschillende landen
B
rederijkers uit verschillende steden
C
rederijkerijen uit verschillende landen
D
rederijkerijen uit verschillende steden

Slide 24 - Quizvraag

Aan welk van onderstaande voorwaarden moest je voldoen om toegelaten te worden tot een rederijkerskamer?
A
Een geestelijke zijn
B
Van adel zijn
C
Goede taalbeheersing hebben
D
Rijk zijn

Slide 25 - Quizvraag

Hoe noemen we rijm waarbij het laatste woord van een regel rijmt op het laatste woord van de volgende regel?
A
eindrijm
B
beginrijm
C
dubbelrijm
D
kettingrijm

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen onderwerp van (land)juwelen?
A
kerk
B
overheid
C
moraal
D
bourgeoisie

Slide 27 - Quizvraag


Hoe noem je een gedicht waarvan de eerste letters van de versregels een naam vormen?
A
rondeel
B
sonnet
C
acrostichon
D
retrogade

Slide 28 - Quizvraag

Hoe noemen we rijm waarbij het laatste twee woorden van een regel rijmt op de laatste twee woorden van de volgende regel?
A
eindrijm
B
beginrijm
C
dubbelrijm
D
kettingrijm

Slide 29 - Quizvraag

Hoe noemen we een gedicht dat je probleemloos van voren naar achteren en van achteren naar voren kunt lezen?
A
aldicht
B
rondeel
C
sonnet
D
retrogade

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noemen we rijm waarbij alle woorden van een regel rijmen op alle woorden van de volgende regel?
A
aldicht
B
beginrijm
C
dubbelrijm
D
kettingrijm

Slide 31 - Quizvraag

Van welke rederijkerskamer was Bredero lid?
A
Het Wit Lavendel
B
De Violieren
C
De Olijftak
D
D'Eglentier

Slide 32 - Quizvraag

Wie was één van de oprichters van de Amsterdamse Schouwburg?
A
J. Vondel
B
S. Coster
C
R. Visscher
D
A. De Koning

Slide 33 - Quizvraag

Welke rederijkerskamer zat in Antwerpen?
A
D'Eglentier
B
Het Wit Lavendel
C
De Violieren
D
De Rode Roos

Slide 34 - Quizvraag

Welke kamer werd bedoeld met de Oude Kamer?
A
D'Eglentier
B
Het Wit Lavendel
C
De Nederduytsche Academie
D
De Violieren

Slide 35 - Quizvraag

Welke twee doelen had toneel in de 17e eeuw?

Slide 36 - Open vraag