1.6 Biologisch onderzoek

1.6 Biologisch onderzoek
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.6 Biologisch onderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is dit voor cel?
A
plantaardige cel
B
dierlijke cel

Slide 3 - Quizvraag

Wat is dit voor cel?
A
plantaardige cel
B
dierlijke cel

Slide 4 - Quizvraag

Wat is nummer 1
A
Cytoplasma
B
Celkern
C
Celmembraan
D
kernmembraan

Slide 5 - Quizvraag

In de afbeelding zie je ...
A
cellen
B
weefsels
C
organen
D
orgaanstelsels

Slide 6 - Quizvraag

Een schimmel is een organisme
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noemen we nummer 9?
A
Tafel
B
preparaatklem
C
revolver
D
objectief

Slide 8 - Quizvraag

zet ze in de juiste volgorde van klein naar groot. 
Cel
orgaan
weefsel
organisme
orgaanstelsel

Slide 9 - Sleepvraag

Hoe noemen we nummer 2?
A
oculair
B
tafel
C
objectief
D
lampje

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een levenkenmerk?
A
voortplanten
B
stofwisseling
C
reageren op prikkels
D
groei

Slide 11 - Quizvraag

Een konijn dat is overreden is levenloos...
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Welk stelsel zorgt voor het transport van stoffen en warmte door je lichaam?
A
ademhalingsstelsel
B
bloedvatenstelsel
C
spierstelsel
D
hormoonstelsel

Slide 13 - Quizvraag

Welk stelsel zorgt ervoor dat je kan bewegen?
A
ademhalingsstelsel
B
bloedvatenstelsel
C
spierstelsel
D
hormoonstelsel

Slide 14 - Quizvraag

In je kraakbeen zit ....... tussencelstof
A
harde
B
elastische

Slide 15 - Quizvraag

In je botten zitten ..... tussencelstof
A
harde
B
elastische

Slide 16 - Quizvraag

Lichamelijke groei gaat door tot je dood.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Geestelijke groei gaat door tot je dood.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

leerdoel
 Je kunt een biologisch onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beoordelen.

Slide 19 - Tekstslide

Wat ga ik onderzoeken?
- Als je zelf een onderzoek wil doen dan moet je zelf alles bedenken. 

Slide 20 - Tekstslide

Wat wil ik onderzoeken?
- probleemstelling= vraag wat je wil onderzoeken.
Welke invloed heeft licht op de groei van planten?
- onderzoeksvraag = de vraag smart. 
Zijn kiemplantjes die ik in het licht zet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker zet?
- verwachting = voorspelling onderzoek
Kiemplantjes die ik in het licht zet, zijn na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker zet.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is mijn werkplan?
- Je beschrijft 4 dingen in je werkplan:
1. wat je precies gaat doen
2. wat je nodig hebt
3. hoe je gaat waarnemen (bijvoorbeeld meten of wegen)
4. wat je met de waarnemingen gaat doen (bijvoorbeeld een tabel of een grafiek maken)

Slide 22 - Tekstslide

4 regels bij een werkplan
1 Schrijf stap voor stap op wat je gaat doen.
2 Onderzoek één ding tegelijk.
3 Gebruik een proefgroep (onderzoek)  en een controlegroep. 
4 Doe proeven altijd met grote aantallen organismen.

proef- en controlegroep precies gelijk behandelen. Alleen de onderzoekende factoren anders. 

Slide 23 - Tekstslide

Wat neem ik waar?
- uitvoering = werkplan uitvoeren.
- waarneming = wat je ziet
 - resultaten = waarneming weergegeven in en diagram. 

Slide 24 - Tekstslide

Welke conclusie kan ik trekken?
- vergelijkt de proefgroep en controlegroep.
- conclusie kan daaruit worden getrokken. 
- conclusie = antwoord op je onderzoeksvraag

Kiemplantjes die in het donker groeien, zijn na een paar dagen langer dan kiemplantjes die in het licht groeien.

Slide 25 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een onderzoeksvraag?
A
Welke invloed heeft licht op de groei van planten?
B
Zijn kiemplantjes die ik in het licht zet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker zet?
C
Kiemplantjes die ik in het licht zet, zijn na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker zet.
D
Kiemplantjes die in het donker groeien, zijn na een paar dagen langer dan kiemplantjes die in het licht groeien.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een conclusie?
A
Welke invloed heeft licht op de groei van planten?
B
Zijn kiemplantjes die ik in het licht zet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker zet?
C
Kiemplantjes die ik in het licht zet, zijn na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker zet.
D
Kiemplantjes die in het donker groeien, zijn na een paar dagen langer dan kiemplantjes die in het licht groeien.

Slide 27 - Quizvraag

Bij een werkplan is het belangrijk dat je één ding tegelijk onderzoekt.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Maken 
opdr. 1, 5 en 6
blz. 56 t/m 63

Slide 29 - Tekstslide