Thema 1 bs 6 biologisch onderzoek

1.6 Biologisch onderzoek
Opzetten
Uitvoeren
Verslag schrijven
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.6 Biologisch onderzoek
Opzetten
Uitvoeren
Verslag schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De probleemstelling en de onderzoeksvraag
Je gaat onderzoek naar iets doen als je een vraag hebt. Deze vraag noemen we de probleemstelling

Vaak is de probleemstelling erg vaag, je kunt er nog alle kanten mee op. De probleemstelling is een vrij open vraag, waaruit allemaal kleinere vragen gesteld kunnen worden. De combinatie van die kleinere vragen wordt de onderzoeksvraag

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
Probleemstelling:
Welke invloed heeft licht op de groei van planten?

Volgende vragen:
Wil je de invloed van licht onderzoeken op bomen of op kleine plantjes? Of wil je alleen de invloed van de hoeveelheid licht onderzoeken, of alleen licht en donker vergelijken?

Onderzoeksvraag:
Zijn kiemplantjes die ik in het licht zet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker zet?

Slide 4 - Tekstslide

Verwachting
Na de probleemstelling en het formuleren van een onderzoeksvraag ga je je verwachtingen uitspreken. Hierbij maak je gebruik van eerder opgedane kennis en/of resultaten uit eerdere onderzoeken.

Voorbeeld:
Kiemplantjes die ik in het licht zet, zijn na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker zet.

Slide 5 - Tekstslide

Werkplan
We gaan onderzoeken of de verwachting klopt. Daarvoor moet je een proefopstelling bedenken. Dit zet je in het werkplan:
• wat je precies gaat doen.
• wat je nodig hebt.
• hoe je gaat waarnemen (bijvoorbeeld meten of wegen).
• wat je met de waarnemingen gaat doen (bijvoorbeeld een tabel of een grafiek maken).
 

Slide 6 - Tekstslide

Voor het werkplan zijn er vier regels:
1 Schrijf stap voor stap op wat je gaat doen.
2 Onderzoek één ding tegelijk.
3 Gebruik een proefgroep en een controlegroep. 
4 Doe proeven altijd met grote aantallen organismen.

Bij de proefgroep onderzoek je de invloed van één factor. Bijvoorbeeld van licht. De proefgroep is dan de groep kiemplantjes die je in het licht zet. De controlegroep bestaat uit kiemplantjes die je in het donker zet. De controlegroep krijgt niet de factor die je onderzoekt.

Slide 7 - Tekstslide

Uitvoering, waarnemingen en resultaten
Als het werkplan goed is, kun je beginnen aan de uitvoering. Tijdens de uitvoering voer je je werkplan uit. Je houdt je zo precies mogelijk aan je werkplan. Als je iets anders doet dan in het plan beschreven staat, maak daar dan een aantekening van.

Tijdens het onderzoek verzamel je de waarnemingen van je proefgroep en je controlegroep. Je meet de waarnemingen en geeft ze weer in een schema of diagram. Dat zijn de resultaten van je onderzoek.

Slide 8 - Tekstslide

Conclusie
Na afloop van de proef vergelijk je de resultaten van de proefgroep met de controlegroep. Dan kun je een conclusie trekken. 

De conclusie is ALLEEN het antwoord op de onderzoeksvraag.

Een voorbeeld van een conclusie is:
Kiemplantjes die in het donker groeien, zijn na een paar dagen langer dan kiemplantjes die in het licht groeien.


Slide 9 - Tekstslide

Een verslag maken
Open je device en open Word.

We gaan nu samen de stappen doorlopen en ons verslag voorbereiden. 

Slide 10 - Tekstslide