Chaire les tm les 27 deel 3 herhaling

Grieks
klas 3, 4 mei
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grieks
klas 3, 4 mei

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Afspraak formatieve toetsen
  • Herhalen aoristus
  • Herhaling aanwijzend voornaamwoord
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Formatieve toetsen
maandag 11 mei: werkwoordsvormen (her)kennen en vertalen t/m hfst 27
dinsdag 12 mei: naamwoordsvormen (her)kennen en vertalen t/m hfst 27

beide: weegfactor = 0, maar cijfer komt op SOM

Slide 3 - Tekstslide

Herhalen aoristus

Slide 4 - Tekstslide

Opbouw Grieks werkwoord
[augment] -> bij ind. imperfectum en aoristus
                               kan verstopt zijn in voorvoegel/klinker
[stam] -> praesensstam: praesens of imperfectum
               -> met sigma / andere stam: aoristus
[uitgang] -> praesensuitgangen = praesens
                           imperfectumuitgangen = imperfectum of aoristus
                           alpha-uitgangen = aoristus

Slide 5 - Tekstslide

Grieks ww benoemen
1.  Is de stam de praesensstam (zoals in de woordenlijst!)?
       JA > met augment = impf. | zonder augment = prae.
      NEE > (stam dus anders...)
2. Heeft de stam een sigma gekregen (ook in ψ of ξ)?
    JA > met augment = aor. | zonder augment = aor.
    NEE > (stam echt anders...) >> aor.

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen

Slide 7 - Tekstslide

Sorteer op stam: gebruik je woordenlijst!
praesens-stam
aoristus-stam
εἰπομεν
ἐλεγομεν
εἰπειν
λεγειν
ἐγενεσθε
ἐγιγνεσθε
γιγνεσθε
γενεσθε

Slide 8 - Sleepvraag

ἐλαβον
A
prae-stam, dus prae.
B
prae-stam met aug, dus impf.
C
aor-stam, dus aor.

Slide 9 - Quizvraag

εἰδομεν
A
prae-stam, dus prae.
B
prae-stam met aug, dus impf.
C
aor-stam, dus aor.

Slide 10 - Quizvraag

ἐφευγες
A
prae-stam, dus prae.
B
prae-stam met aug, dus impf.
C
aor-stam, dus aor.

Slide 11 - Quizvraag

πιπτε
A
prae-stam, dus prae.
B
prae-stam met aug, dus impf.
C
aor-stam, dus aor.

Slide 12 - Quizvraag

Sorteer op stam: gebruik je woordenlijst!
praesens-stam
aoristus-stam
ἐφυγον
ἐφευγε
ἐμαθε
ἐτικτες
ἐλιπετε
ἐλειπετε
λειπετε
λιπετε

Slide 13 - Sleepvraag

Herhalen uitgangen impf.

Slide 14 - Tekstslide

Uitgangen impf. actief
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
ετε
ομεν
ον
ον
ε
ες

Slide 15 - Sleepvraag

Uitgangen impf. medium
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
εσθε
ομεθα
οντο
ομην
ετο
ου

Slide 16 - Sleepvraag

ἐλειπομεν
A
wij verlaten
B
wij verlieten (impf.)
C
wij verlieten (aor.)

Slide 17 - Quizvraag

ἐγενομεθα
A
ik werd (impf.)
B
wij werden (impf.)
C
ik werd (aor.)
D
wij werden (aor.)

Slide 18 - Quizvraag

herhaling aanwijzend vnw

Slide 19 - Tekstslide

Betekenis
                                                                   aanwijzend            pers.
1. ὁδε                ἡδε                τοδε        deze, dit                  hij/zij/het    

2. ἐκεινος       ἐκεινη         ἐκεινο      die, dat                    hij/zij/het

3. οὑτος           αὑτη            τουτο      deze, die                 hij/zij/het
                                                                   dit, dat

Slide 20 - Tekstslide

Hoe goed kennen jullie het lidwoord?

Slide 21 - Tekstslide

Mannelijk (met o-mikron)
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τον
οἱ
τους
τῳ
του
των
τοις

Slide 22 - Sleepvraag

mannelijk

nom. ev.    ὁ
gen. ev.     του
dat. ev.       τῳ
acc. ev.      τον




nom. mv.  οἱ 
gen. mv.    των
dat. mv.      τοις
acc. mv.     τους

Slide 23 - Tekstslide

Vrouwelijk (met eta/alfa)
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
την
αἱ
τας
τῃ
της
των
ταις

Slide 24 - Sleepvraag

vrouwelijk

nom. ev.    ἡ
gen. ev.     της
dat. ev.       τῃ
acc. ev.      την




nom. mv.  αἱ 
gen. mv.    των
dat. mv.      ταις
acc. mv.     τας

Slide 25 - Tekstslide

Onzijdig
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τό
τά
τά
τό
τῷ
τοῦ
των
τοῖς

Slide 26 - Sleepvraag

onzijdig

nom. ev.    τό
gen. ev.     του
dat. ev.       τῳ
acc. ev.      τό




nom. mv.  τά
gen. mv.    των
dat. mv.      τοις
acc. mv.     τά

Slide 27 - Tekstslide

Oefenen rijtjes
kies de congruerende vorm

Slide 28 - Tekstslide

τοῦ ὑψηλοῦ οὐρανοῦ
A
τοδε
B
τουσδε
C
τουδε

Slide 29 - Quizvraag

τῷ σοφῷ δόλῳ
A
ἐκεινος
B
ἐκεινων
C
ἐκεινῷ

Slide 30 - Quizvraag

ἡ αἰσχρὰ δίκη
A
ἐκεινα
B
ἐκεινη
C
ἐκεινο

Slide 31 - Quizvraag

τῆς μεγάλης σοφίας
A
τησδε
B
ταισδε
C
τασδε

Slide 32 - Quizvraag

τὰ φίλα τέκνα
A
αὑτη
B
αὑται
C
ταυτα

Slide 33 - Quizvraag

Afronding
  • huiswerk = leren voor toets werkwoord en toets naamvallen
  • stel vragen via SOM of mail (j.admiraal@willibrordgymnasium.nl)

Slide 34 - Tekstslide

Tot volgende week!
(en succes met leren)

Slide 35 - Tekstslide