Hoofdstuk 4 Stoffen

Hoofdstuk 4 Stoffen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 Stoffen

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van hoofdstuk 4 Stoffen?

Slide 2 - Woordweb

Een molecuul
A
Is de bouwsteen van atomen
B
Is het kleinste deeltje van een stof
C
Kan je met het blote oog zien

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet de fase-overgang van de vaste naar de vloeibare fase?
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de fase van de moleculen
A
gasvormige stof
B
vloeibare stof
C
vaste stof
D
geen van drie

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de fase van de moleculen
A
gasvormige stof
B
vloeibare stof
C
vaste stof
D
geen van drie

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de fase van de moleculen
A
gasvormige stof
B
vloeibare stof
C
vaste stof
D
geen van drie

Slide 7 - Quizvraag

In welke fase bewegen de moleculen het snelst?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een zuivere stof
A
een stof die bestaat uit allemaal dezelfde moleculen
B
een heldere stof
C
een schone stof
D
een stof zonder (lucht)vervuiling en andere milieu verontreiniging

Slide 9 - Quizvraag

Is dit een zuivere stof?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Is dit een zuivere stof?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Een zuivere stof heeft een
A
kookpunt
B
Kooktraject

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer je een stof gaat scheiden, veranderen de moleculen.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

In welke fase is de snelheid van de bewegende moleculen het grootst?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas

Slide 14 - Quizvraag

In welke fase bewegen de moleculen los van elkaar?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas
D
dat doen ze nooit

Slide 15 - Quizvraag

De moleculen van een stof veranderen als de stof smelt
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Je kunt een stof zuiveren. Eigenlijk ben je dan bezig moleculen:
A
schoon te maken
B
te sorteren
C
te mengen

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Wat is geen stofeigenschap?
A
Brandbaarheid
B
Geur
C
Volume
D
Kleur

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen stofeigenschap?
A
kookpunt
B
dichtheid
C
Kleur
D
Massa

Slide 20 - Quizvraag

Stofeigenschap.
Dichtheid is een stofeigenschap.
A
Waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geen stofeigenschap?
A
Fase bij kamertemperatuur
B
Kleur
C
Temperatuur
D
Geleidbaarheid

Slide 22 - Quizvraag

Is temperatuur een stofeigenschap?
Is massa een stofeigenschap?
A
Temperatuur: Ja Massa: Ja
B
Temperatuur: Ja Massa: Nee
C
Temperatuur: Nee Massa: Ja
D
Temperatuur: nee Massa: Nee

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Wat is de formule van de dichtheid?
Dichtheid = ...
A
massa x volume
B
volume : massa
C
massa + volume
D
massa : volume

Slide 25 - Quizvraag

1. Als je de massa en het volume weet kun je de dichtheid berekenen
2. Als je de massa en de dichtheid weet kun je het volume berekenen
3. Als je de dichtheid en het volume weet kun je de massa berekenen
A
1 is waar
B
2 is waar
C
3 is waar
D
ze zijn alle drie waar

Slide 26 - Quizvraag

Je krijgt een sleutel. De massa van de sleutel is 28 gram. Het volume van de sleutel 7 cm3. Wat is de dichtheid van de sleutel? Schrijf de berekening in je schrift. Vul dan pas je antwoord in!
A
7 g/cm3
B
0.25 g/cm3
C
4 g/cm3
D
196 g/cm3

Slide 27 - Quizvraag

Een blok van 5,0 bij 3,0 bij 6,0 cm heeft een massa van 801 gram. Ga met een berekening na van welk materiaal dit blokje is gemaakt.
A
Kurk
B
Messing
C
Lood
D
Koper

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video

Honing zakt naar de boven van de glas gevuld met water, want....
A
Honing heeft een kleinere dichtheid dan water.
B
Honing heeft een grotere dichtheid dan water.
C
Honing heeft een even grotere dichtheid als water.

Slide 30 - Quizvraag

Welke materiaal in het filmpje heeft een kleinere dichtheid dan water?
Olie, spons, sleutel, dopje, druif en honing
A
Alle materialen
B
Olie, dopje en spons
C
Honing en druif
D
Sleutel

Slide 31 - Quizvraag

De dichtheid van de badeend is ...... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee

Slide 32 - Quizvraag

De dichtheid van de sleutel is ......... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee

Slide 33 - Quizvraag

Een blokje met een grotere dichtheid dan water gaat ......... in water.
A
drijven
B
zweven
C
zinken

Slide 34 - Quizvraag

Heeft de massa van een voorwerp een invloed op het zinken, zweven en drijven? (volume blijft hetzelfde)
A
nee
B
ja

Slide 35 - Quizvraag

Een duikboot kan zinken, zweven en drijven omdat hij
A
zijn dichtheid kan veranderen
B
zijn massa kan veranderen
C
zijn volume kan veranderen
D
vol met lucht zit

Slide 36 - Quizvraag