In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Volgende week toets H1, wat is het moeilijkste?
Slide 1 - Woordweb
Laatste nieuwe uitleg voor de toets
Door hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens kun je een tekst makkelijker lezen. Anders heb je dit:
na de zenuwen van de citotoets en een zomervakantie vol dromen en twijfels gaan jesse, vera en isa naar hun nieuwe school al snel worden er groepjes gevormd het is lastig om te weten wat je nog wel doet en wat absoluut niet meer kan en al die nieuwe vakken
Slide 2 - Tekstslide
Wanneer komt er geen hoofdletter?
A
Aan het begin van een zin.
B
Maanden
C
Namen
D
Steden
Slide 3 - Quizvraag
Gebruiken van hoofdletters:
Wel: begin van een zin, namen van personen, steden, landen, scholen, talen.
Niet: maanden, dagen en windstreken.
Slide 4 - Tekstslide
meneer vreeman geeft jullie geen nederlands
Welke woorden hebben een hoofdletter nodig?
Slide 5 - Open vraag
op 29 mei ben ik geboren in ijzerlo
Welke woorden hebben een hoofdletter nodig?
Slide 6 - Open vraag
ten zuiden van nederland ligt belgië
Welke woorden hebben een hoofdletter nodig?
Slide 7 - Open vraag
Gebruiken van . ! ?
Het gebruiken van leestekens aan het einde van een zin:
Einde van een zin > .
Na een vraag > ?
Extra nadruk > !
Slide 8 - Tekstslide
Welk leesteken?
Hou daar eens heel snel mee op
A
.
B
?
C
!
Slide 9 - Quizvraag
Welk leesteken?
Waarom doe je dat nou
A
.
B
?
C
!
Slide 10 - Quizvraag
Volgende week toets H1
Leer hiervoor alleen de geoefende onderdelen:
> lezen, woordenschat en taalverzorging.
Ken de synoniemen, zorg dat je werkwoorden herkent, dat je weet waar hoofdletters moeten komen en ken de de/ het woorden.
Bestandje in Magister.
Slide 11 - Tekstslide
Leren!
Kijk de filmpjes die online in de methode staan en maak aantekeningen daarover.
Maak woordenkaartjes voor de synoniemen en de au/ ou woorden.