Relative Pronouns

Relative Pronouns
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Relative Pronouns

Slide 1 - Tekstslide

Relative Pronouns
'Relative Pronouns' gebruik je als je extra informatie wilt geven over iets of iemand met behulp van een bijzin.

Slide 2 - Tekstslide

Relative Pronouns
'who' --> om te verwijzen naar mensen
'This is my best friend, who lives next door.'
Whose--> van wie/ waarvan
The house, whose roof collapsed is gone now
'which' --> om te verwijzen naar dieren of dingen
'This is my bike, which is very old.'  (komma in de zin)

Slide 3 - Tekstslide

Relative Pronouns
'that' --> om te verwijzen naar dieren of dingen 
(zonder een komma) 
Als je de bijzin niet weg kunt laten.


'That's the bike that is for sale.'

Slide 4 - Tekstslide

Relative Pronouns
'whose' --> om aan te geven bij wie of wat iets hoort

'That's the friend, whose bike was stolen.'
'That's the girl, whose cat disappeared.'

Slide 5 - Tekstslide

who
whose
which
that
gebruik je bij personen
gebruik je bij dieren en dingen MET komma's
bezit van een persoon
gebruik je bij dieren en dingen ZONDER komma's

Slide 6 - Sleepvraag

Test your Knowledge!
Kies bij de volgende opgaven de correcte Relative Pronoun.


Slide 7 - Tekstslide

I have a friend, ... bag was stolen.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 8 - Quizvraag

This is my brother, ... shares a room with me.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 9 - Quizvraag

That's the coat ... I borrowed.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 10 - Quizvraag

Is that the man ... gave you a compliment?
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 11 - Quizvraag

What were the Relative pronouns?
A
Him, Her, They
B
That, Those
C
Who, Which, That
D
His, Hers, Theirs

Slide 12 - Quizvraag

Choose the correct relative pronoun:
That's the girl ______ bike was stolen
A
which
B
who
C
whom
D
whose

Slide 13 - Quizvraag

Which relative pronoun can't go between commas?
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 14 - Quizvraag

To conclude
What are the Relative Pronouns?

Slide 15 - Open vraag

Exercises
Do: ex. 7, 8, 9 (page 21 - 23)
Time: until 12:05
How: quietly with your neighbour

Done: vocabulary exercises (page 4)

Slide 16 - Tekstslide

Work on exercises 3 & 4 from Unit 2 - Lesson 5 (2.5) on your laptop.

Questions? Raise your hand.
Finished? Work on the 'Versterk Jezelf' about the Relative Pronouns.

Slide 17 - Tekstslide