Lesweek 3

Persoonlijke verzorging
                      W2
Lesweek 3
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Persoonlijke verzorging
                      W2
Lesweek 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Terugblik 
  • Theorie les Cel 
  • Quiz cel
  • Theorie Bewegingsapparaat
  • Lesplanner
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie cel
Pak je aantekeningen/notities erbij

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen Cel
  • Aan het einde van de les weet je welke soorten cellen er zijn
  • Aan het einde van de les weet je wat een cel kan
  • Aan het einde van de les weet je welke onderdelen er in een cel zitten en wat de functie daarvan is

    Slide 4 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Soorten cellen
    Cellen zijn er in verschillende soorten en maten. Welke cellen zie je in de volgende afbeeldingen?

    Slide 5 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 6 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Bloedcellen

    Slide 7 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 8 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Huidcellen

    Slide 9 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 10 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Zenuwcel

    Slide 11 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 12 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Darmcellen

    Slide 13 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 14 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Botcellen

    Slide 15 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Theorie les cel
    Soorten cellen: bot, huid, darm, bloed en zenuwcellen.

    Zenuwcellen leven lang en kunnen zich, als ze eenmaal aangelegd zijn, niet meer delen. Hun aantal staat vanaf de geboorte vast.

    De cel kan ademhalen, voeding opnemen en stoffen uitscheiden. De cel kan zich vermenigvuldigen, heeft een eigen energieproductie en reageert op veranderingen in de directe omgeving.


    Slide 16 - Tekstslide

    Docent tekst:
    Je lichaam bestaat uit zo’n 60 biljoen cellen. De cel is de kleinste bouweenheid van het lichaam, die nog zelfstandig kan functioneren. De cel kan ademhalen, voeding opnemen en stoffen uitscheiden. De cel kan zich vermenigvuldigen, heeft een eigen energieproductie en reageert op veranderingen in de directe omgeving.

    Wij hebben in ons lichaam verschillende soorten cellen namelijk:
    bot, huid, darm, bloed en zenuwcellen. 
    Zenuwcellen leven lang en kunnen zich, als ze eenmaal aangelegd zijn, niet meer delen. Hun aantal staat vanaf de geboorte vast. Alle andere cellen kunnen zich zelf wel steeds vernieuwen. 




    Slide 17 - Tekstslide

    Docent tekst:
    Op deze afbeelding zie je een schematische weergaven van een cel. 
    In een cel bevinden zich verschillende onderdelen. Jullie moeten de volgende onderdelen kennen.
    Celmembraan: 
    Is de buitenste laag van de cel
    Alle stoffen die de cel in moeten, of de cel uit moeten, moeten door het membraan. Het membraan selecteert welke stoffen door erdoor mogen en welke stoffen niet. 

    cytoplasma: dit is het vloeistof in de cel,  In dit vocht bevinden zich kleine structuren, elk met een bepaalde taak.

    Celkern: De celkern stuurt alle stofwisselingsactiviteiten in de cel aan. Ook bevat de celkern alle informatie voor de erfelijke eigenschappen van het individu. (DNA)

    Slide 18 - Video

    Deze slide heeft geen instructies

    Welke cellen worden niet meer aangemaakt als ze afgestorven zijn?
    A
    Botcellen
    B
    Darmcellen
    C
    Zenuwcellen
    D
    Huidcellen

    Slide 19 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat doet de celkern?
    A
    De celkern zorgt voor de aanmaak van eiwitten
    B
    In de celkern zit het DNA opgeslagen
    C
    De celkern zorgt voor de energievoorziening van de cel.

    Slide 20 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Theorie bewegingsapparaat

    Slide 21 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Leerdoelen
    • Aan het einde van de les weet je wat motorische beperkingen zijn
    • Aan het einde van de les weet de functies van het skelet en de spieren
    • Aan het einde van de les weet welke gewrichten er zijn
    • Aan het einde van de les weet welke spieren wij hebben

    Slide 22 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Bewegingsapparaat
    Alle delen van het lichaam die voor de beweging dienen, zoals de botten, gewrichten, spieren en pezen.

    Motorische beperkingen zijn stoornissen in of aan de ledematen, waardoor iemand gehinderd wordt in handelen, houding en/of bewegen. Dit heeft/kan gevolgen hebben op de zelfredzaamheid van de cliënt.

    Slide 23 - Tekstslide

    Vandaag en volgende week gaan we het hebben over mobiliteitsbeperking ook wel motorische beperking genoemd.
    Minder goed kunnen bewegen heeft gevolgen voor de zelfredzaamheid van de cliënt. Nu kunnen de gevolgen voor zelfredzaamheid nogal verschillen. Dit hangt af van de oorzaak, de ernst en de duur van de problemen. Een gekneusde rechterhand in het verband bijvoorbeeld is lastig, maar niet te vergelijken met iemand bij wie steeds meer spieren uitvallen zoals bij de ziekte spierdystrofie.

    Maar voordat we bepaalde motorische beperkingen gaan bespreken moeten we eerst weten hoe het bewegingsapparaat van de mens in elkaar zit. 
    Het skelet heeft als functies:

    - stevigheid en vorm aan het lichaam geven; 

    - bescherming van kwetsbare organen, zoals hersenen, hart, longen, oog en oor; 

    - aanhechtingsplaats voor spieren, waardoor deze het lichaam kunnen laten bewegen; 

    - vorming van bloedcellen en bloedplaatjes in het beenmerg; 

    Slide 24 - Tekstslide

    De botten bestaan uit twee soorten weefsel die elk hun eigen kenmerken hebben, het beenweefsel (botweefsel) en kraakbeenweefsel. Het beenweefsel is zeer hard, stevig en sterk. Je kunt het niet buigen, samendrukken of uitrekken. Het bestaat uit betrekkelijk weinig cellen, maar bevat veel lijmstoffen en kalkzouten. Het kraakbeenweefsel komt in het lichaam minder voor dan beenweefsel. Het bevat, in vergelijking met beenweefsel, veel meer lijmstoffen maar geen kalkzouten. Daardoor is kraakbeenweefsel wel te buigen, uit te rekken en samen te drukken
    Beenweefsel zit overal waar stevigheid belangrijk is. Op sommige plaatsen in het skelet is behalve stevigheid ook wat beweeglijkheid nodig. Op die plaatsen zit kraakbeen, zoals: ribben, tussen de wervels.

    Als een mens ouder wordt, droogt het lichaam meer uit. Je krijgt rimpels omdat je huid uitdroogt. Het kraakbeen tussen de wervels verliest vocht. Hierdoor verlies je lichaamslengte: oudere mensen ‘krimpen’. 
    Bot bestaat uit beenweefsel(ook wel botweefsel) en kraakbeenweefsel

    Botten kunnen met elkaar verbonden zijn via een:
    - gewricht (tussen twee botstukken);
    - kraakbenige verbinding (tussen ribben en borstbeen);
    - naadverbinding (tussen delen van de schedel).

    Slide 25 - Tekstslide

    De botten bestaan uit twee soorten weefsel die elk hun eigen kenmerken hebben, het beenweefsel (botweefsel) en kraakbeenweefsel. Het beenweefsel is zeer hard, stevig en sterk. Je kunt het niet buigen, samendrukken of uitrekken. Het bestaat uit betrekkelijk weinig cellen, maar bevat veel lijmstoffen en kalkzouten. Het kraakbeenweefsel komt in het lichaam minder voor dan beenweefsel. Het bevat, in vergelijking met beenweefsel, veel meer lijmstoffen maar geen kalkzouten. Daardoor is kraakbeenweefsel wel te buigen, uit te rekken en samen te drukken
    Beenweefsel zit overal waar stevigheid belangrijk is. Op sommige plaatsen in het skelet is behalve stevigheid ook wat beweeglijkheid nodig. Op die plaatsen zit kraakbeen, zoals: ribben, tussen de wervels.

    Als een mens ouder wordt, droogt het lichaam meer uit. Je krijgt rimpels omdat je huid uitdroogt. Het kraakbeen tussen de wervels verliest vocht. Hierdoor verlies je lichaamslengte: oudere mensen ‘krimpen’. 
    Gewrichten: Een gewricht is een beweeglijke verbinding tussen twee of meer botten.

    Soorten gewrichten:
    - kogelgewricht: dit gewricht (schouder, heup) geeft de grootste bewegingsvrijheid, bewegingen in alle richtingen zijn mogelijk maar niet in alle richtingen even ver;

    - scharniergewricht: dit gewricht (elleboog, knie) kan in één richting bewegen: buigen of strekken;

    - rolgewricht: het ene botuiteinde draait om het andere heen, zoals in de onderarm het spaakbeen om de ellepijp kan draaien, of bij het gewricht tussen de eerste en de tweede halswervel (‘atlas’ en ‘draaier’);

    - zadelgewricht: dit gewricht (basis van de duim) is een ingewikkeld gevormd gewrichtsoppervlak dat meer dan één beweging toelaat.

    Slide 26 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 27 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Weet jij waar wat zit?

    Slide 28 - Tekstslide

    Roep een nummer op en vraag aan de studenten welk bot het is. Op de volgende slide staan de juiste antwoorden 
    Dit moet je kennen:

    Slide 29 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Hoeveel spieren hebben we?
    A
    521
    B
    639
    C
    1096
    D
    721

    Slide 30 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Botten en gewrichten hebben spieren nodig om een beweging te maken.

    Het spierstelsel heeft de volgende functies:

    - Het maakt bewegingen mogelijk. 

    - Het handhaaft de tonus (spierspanning). De tonus is de spanning in de spieren die ervoor zorgt dat je kunt blijven staan of zitten zonder het gevoel te hebben dat je een inspanning levert.
    - Het produceert warmte. 
    - Het beschermt bepaalde kwetsbare delen van het lichaam, zoals de organen in de buikholte.

    Soorten spieren:
    - Willekeurige ( dwarsgestreepte spieren)
    - Onwillekeurige ( gladde spieren)


    Slide 31 - Tekstslide

    Spieren kun je verdelen in twee groepen: de dwarsgestreepte spieren ook wel de willekeurige spieren genoemd en de gladde spieren ook wel onwillekeurige spieren genoemd.

    De spieren die je zelf bewust kunt aanspannen en ontspannen, zijn de dwarsgestreepte spieren. Door aansturing van de hersenen geef je deze spieren een opdracht.
    De onwillekeurige gladde spieren werken zonder dat je ze opdracht geeft. Ze werken in delen van het lichaam waarop je geen invloed hebt, zoals de spieren van je darmen of je ademhalingsspieren.

    Het hartspierweefsel is een uitzondering want hartspierweefsel is wel een dwarsgestreepte spier, maar is niet door de wil te beïnvloeden.
    Antagonisten:
    Spieren die een tegengestelde werking hebben rondom een gewricht.

    Slide 32 - Tekstslide

    Skeletspieren zijn aan de uiteinden aan de beweegbare botten verbonden met pezen. Zonder deze verbinding zouden gewrichten niet kunnen bewegen.
    Om bijvoorbeeld je arm in de elleboog te buigen, moet de spier aan de voorkant van de bovenarm zich samentrekken. Om de arm weer te strekken, moet de spier aan de achterkant van de arm zich samentrekken. Deze spieren – voorkant en achterkant – hebben dus een tegengestelde werking. Als de ene spier werkt, is de andere meestal ontspannen. Spieren die een tegengestelde werking hebben rondom een gewricht, heten antagonisten. Soms werken spieren tegelijkertijd, want de meeste bewegingen van het lichaam vragen om samenwerking van meerdere spieren.

    Slide 33 - Video

    Deze slide heeft geen instructies

    Lesplanner bekijken

    Slide 34 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Zelfstandig werken
    Thiememeulenhoff opdrachten maken:
    Boek persoonlijke verzorging thema 5.18
    opdrachten: 1A, 2AB, 3, 5AB

    Slide 35 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Leerdoelen Cel
    • Aan het einde van de les weet je welke soorten cellen er zijn
    • Aan het einde van de les weet je welke onderdelen er in een cel zitten en wat de functie daarvan is

      Slide 36 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
      • Aan het einde van de les weet je wat motorische beperkingen zijn
      • Aan het einde van de les weet de functies van het skelet en de spieren
      • Aan het einde van de les weet welke gewrichten er zijn
      • Aan het einde van de les weet welke spieren wij hebben

      Slide 37 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      timer
      10:00

      Slide 38 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies