Spierstelsel

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les weet je wat motorische beperkingen zijn
  • Aan het einde van de les weet de functies van het skelet en de spieren
  • Aan het einde van de les weet welke gewrichten er zijn
  • Aan het einde van de les weet welke spieren wij hebben
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les weet je wat motorische beperkingen zijn
  • Aan het einde van de les weet de functies van het skelet en de spieren
  • Aan het einde van de les weet welke gewrichten er zijn
  • Aan het einde van de les weet welke spieren wij hebben

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewegingsapparaat
Alle delen van het lichaam die voor de beweging dienen, zoals de botten, gewrichten, spieren en pezen.

Motorische beperkingen zijn stoornissen in of aan de ledematen, waardoor iemand gehinderd wordt in handelen, houding en/of bewegen. Dit heeft/kan gevolgen hebben op de zelfredzaamheid van de cliënt.

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag en volgende week gaan we het hebben over mobiliteitsbeperking ook wel motorische beperking genoemd.
Minder goed kunnen bewegen heeft gevolgen voor de zelfredzaamheid van de cliënt. Nu kunnen de gevolgen voor zelfredzaamheid nogal verschillen. Dit hangt af van de oorzaak, de ernst en de duur van de problemen. Een gekneusde rechterhand in het verband bijvoorbeeld is lastig, maar niet te vergelijken met iemand bij wie steeds meer spieren uitvallen zoals bij de ziekte spierdystrofie.

Maar voordat we bepaalde motorische beperkingen gaan bespreken moeten we eerst weten hoe het bewegingsapparaat van de mens in elkaar zit. 
Gewrichten: Een gewricht is een beweeglijke verbinding tussen twee of meer botten.

Soorten gewrichten:
- kogelgewricht: dit gewricht (schouder, heup) geeft de grootste bewegingsvrijheid, bewegingen in alle richtingen zijn mogelijk maar niet in alle richtingen even ver;

- scharniergewricht: dit gewricht (elleboog, knie) kan in één richting bewegen: buigen of strekken;

- rolgewricht: het ene botuiteinde draait om het andere heen, zoals in de onderarm het spaakbeen om de ellepijp kan draaien, of bij het gewricht tussen de eerste en de tweede halswervel (‘atlas’ en ‘draaier’);

- zadelgewricht: dit gewricht (basis van de duim) is een ingewikkeld gevormd gewrichtsoppervlak dat meer dan één beweging toelaat.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij waar wat zit?

Slide 5 - Tekstslide

Roep een nummer op en vraag aan de studenten welk bot het is. Op de volgende slide staan de juiste antwoorden 
Dit moet je kennen:

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel spieren hebben we?
A
521
B
639
C
1096
D
721

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Botten en gewrichten hebben spieren nodig om een beweging te maken.

Het spierstelsel heeft de volgende functies:

- Het maakt bewegingen mogelijk. 

- Het handhaaft de tonus (spierspanning). De tonus is de spanning in de spieren die ervoor zorgt dat je kunt blijven staan of zitten zonder het gevoel te hebben dat je een inspanning levert.
- Het produceert warmte. 
- Het beschermt bepaalde kwetsbare delen van het lichaam, zoals de organen in de buikholte.

Soorten spieren:
- Willekeurige ( dwarsgestreepte spieren)
- Onwillekeurige ( gladde spieren)


Slide 8 - Tekstslide

Spieren kun je verdelen in twee groepen: de dwarsgestreepte spieren ook wel de willekeurige spieren genoemd en de gladde spieren ook wel onwillekeurige spieren genoemd.

De spieren die je zelf bewust kunt aanspannen en ontspannen, zijn de dwarsgestreepte spieren. Door aansturing van de hersenen geef je deze spieren een opdracht.
De onwillekeurige gladde spieren werken zonder dat je ze opdracht geeft. Ze werken in delen van het lichaam waarop je geen invloed hebt, zoals de spieren van je darmen of je ademhalingsspieren.

Het hartspierweefsel is een uitzondering want hartspierweefsel is wel een dwarsgestreepte spier, maar is niet door de wil te beïnvloeden.
Antagonisten:
Spieren die een tegengestelde werking hebben rondom een gewricht.

Slide 9 - Tekstslide

Skeletspieren zijn aan de uiteinden aan de beweegbare botten verbonden met pezen. Zonder deze verbinding zouden gewrichten niet kunnen bewegen.
Om bijvoorbeeld je arm in de elleboog te buigen, moet de spier aan de voorkant van de bovenarm zich samentrekken. Om de arm weer te strekken, moet de spier aan de achterkant van de arm zich samentrekken. Deze spieren – voorkant en achterkant – hebben dus een tegengestelde werking. Als de ene spier werkt, is de andere meestal ontspannen. Spieren die een tegengestelde werking hebben rondom een gewricht, heten antagonisten. Soms werken spieren tegelijkertijd, want de meeste bewegingen van het lichaam vragen om samenwerking van meerdere spieren.

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Einde les

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Thiememeulenhoff opdrachten maken:
Boek persoonlijke verzorging thema 5.18
opdrachten: 1A, 2AB, 3, 5AB

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen Cel
  • Aan het einde van de les weet je welke soorten cellen er zijn
  • Aan het einde van de les weet je welke onderdelen er in een cel zitten en wat de functie daarvan is

    Slide 13 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Leerdoelen
    • Aan het einde van de les weet je wat motorische beperkingen zijn
    • Aan het einde van de les weet de functies van het skelet en de spieren
    • Aan het einde van de les weet welke gewrichten er zijn
    • Aan het einde van de les weet welke spieren wij hebben

    Slide 14 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    timer
    10:00

    Slide 15 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies