Btw

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les:
  • Kan je uitleggen wat btw inhoudt.
  • Kan je de drie btw-tarieven benoemen.
  • De verkooprijs en consumentenprijs van een product berekenen. 
  • Kan je terugrekenen van consumentenprijs naar verkoopprijs. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Braindump
Wat?: noteer alles wat in je opkomt over btw
Hoe?: individueel 
Hulp?: geen hulp
Tijd?: 1 minuut
Klaar?: wacht totdat de timer afgaat.
Na 1 minuut zullen we samen de uitkomsten bespreken.

timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Btw/omzetbelasting

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Btw berekening

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Als het te vorderen btw-bedrag hoger is dan het te betalen btw-bedrag krijgt het bedrijf btw terug ?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

De consumentenprijs is € 25,86. BTW is 21% BTW. Wat is het BTW bedrag?
A
€ 4,49
B
€ 5,43
C
€ 4,75

Slide 12 - Quizvraag

Uitwerking
€ 25,86 / 121 x 21 = € 4,49

Slide 13 - Tekstslide

De consumentenprijs is altijd
exclusief BTW
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

De consumenten prijs is €67 (inclusief BTW), de BTW is 21%. Wat is de verkoopprijs?
A
€52,93
B
€55,37
C
€50,37
D
€51,93

Slide 15 - Quizvraag

Uitwerking
€ 67: 121 x 100 = € 55,37

Slide 16 - Tekstslide

Laatste opgave...
Een doosje paracetamol kost inclusief btw is € 1,29. Wat kost de prijs exclusief btw € … 



Slide 17 - Tekstslide

Uitwerking
€ 1,29 : 109 x 100 = € 1,18

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Wat?: maak opgave 1 t/m 6 op blz. 59
Hoe?: individueel of met je buurman/buurvrouw
Hulp?: reader of de docent
Tijd?: 15 minuten
Uitkomst?: je kan de btw berekenen
Klaar?: roep de docent erbij. Je krijgt extra opgaven. 


timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Uitwerking opgave 1
De menuprijs van een 3 - gangen diner bedraagt € 32,50
Bereken hoeveel btw hierin zit.
€ 32,50 : 109% x 9% = € 2,68


Slide 20 - Tekstslide

Opgave 2
Een stel vrienden zijn een avond uit geweest en krijgt aan het eind van de avond de rekening. Hierop staat dat er 32 biertjes zijn gedronken voor € 2,85 per stuk en 5 alcoholvrije biertjes voor € 2,65 per stuk.
Hoeveel btw zit er in de eindafrekening?
32 biertjes x € 2,85 = € 91,20 (incl. btw hoog)
€ 91,20 : 121% x 21% = € 15,83
5 alcoholvrije biertjes x € 2,65 = € 13,25 (incl. btw laag)
€ 13,25 : 109% x 9% = € 1,09

Slide 21 - Tekstslide

Opgave 3
Een ondernemer gaat investeren in twee nieuwe hotelbedden. Hij koopt voor 22 kamers tweepersoonsbedden. Deze zijn € 1.900 per stuk ex btw. Ook hoopt hij 5 eenpersoonsbedden voor € 1.100 per stuk ex btw.
Bereken hoeveel btw deze ondernemer mag terugvorderen van de belasting.
22 tweepersoonsbedden x € 1.900 = € 41.800
5 eenpersoonsbedden x € 1.100 = € 5.500
Totaal excl. btw € 41.800 + € 5.500 = € 47.300
Bedden zijn btw hoog (21%)
€47.800 x 21% = € 9.933

Slide 22 - Tekstslide

Opgave 4
Een ondernemer heeft een kassa omzet food van € 11.235, een kassa omzet drank laag van € 4.250 en een kassa om zijn drank hoog van € 9.890.
Bereken hoeveel btw deze ondernemer moet betalen aan de belasting.
Kassa omzet laag btw (9%)
€ 11.235 : 109% x 9% = €927,66
Kassa drank laag btw (9%)
€ 4.250 : 109% x 9% = € 350,92
Kassa omzet drank hoog (21%)
€9.890 : 121% x 21% = €1.716,45
Totaal: € 927,66 + € 350,92 + € 1.716,45 = € 2.995,03

Slide 23 - Tekstslide

Opgave 5
Een gin-tonic staat op de kaart voor € 10. Hiervoor wordt Fever-tree tonic van € 4,25 per flesje gebruikt. Bereken de BTW die in de gin tonic zit.
Tonic kaartprijs € 4,25 : 109% x 9% = € 0,35
Gin kaartprijs € 5,75 (€10,00 - € 4,25) 
€ 5,75 : 121% x 21% = €1,00
Totaal aan btw: €0,35 + € 1,00 = €1,35

Een gin-tonic zal nooit als 1 drankje op de kaart staan. Indien dat wel het geval is dan wordt de combinatie van een drankje hoog (gin) en een drankje laag (tonic) bij elkaar een drankje hoog. 

Slide 24 - Tekstslide

Opgave 6
Een ondernemer heeft de volgende uitgaven. Alle bedragen zijn netto (zonder btw)
Autokosten € 14.500                                     21% € €3.045
Huisvestingskosten € 60.000                   21% € 12.600
Personeelskosten € 182.800
Keukenapparatuur € 47.300                      21%  € 9.933
Rentekosten  3.900
Nieuwe terrasstoelen € 1.100                    21% € 231 

Bereken hoeveel btw deze ondernemer zou mogen terug vorderen van de belasting.
3.045 + 12.600 + 9.933 + 231 = € 25.809

Slide 25 - Tekstslide

Wat heb ik geleerd?
Wat?: noteer minimaal één ding die je deze les hebt geleerd en één ding wat je nog zou willen leren
Hoe?: individueel
Hulp?: geen hulp
Tijd?: 1 minuut



timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide