H4 - Woche 12 - Stunde 4

H4 - Woche 12 - Stunde 4
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4 - Woche 12 - Stunde 4

Slide 1 - Tekstslide

Planung

Wiederholug K2: 


Lektion 5:
  • Lesen und Hören: ohne Geld
  • Selbstständig arbeiten
Ziele
  • Je kunt de juiste woordvolgorde in een Duitse zin toepassen. 

  • Je kunt over het algemeen de hoofdpunten volgen van een uitgebreide, informele discussies

  • Je kunt hoofdthema en belangrijkste argumenten begrijpen in eenvoudige teksten.



Slide 2 - Tekstslide

Kapitel 1:

  • Lernbox: Lektion 3 & Lektion 6 (Niederländisch-Deutsch)
  • Grammatik: haben, sein, werden in o.v.t./o.t.t./ volt.tijd/ zou- vorm X
  • Grammatik: zwakke werkwoorden in o.t.t. X
  • Grammatik: de vraagwoorden X
  • Grammatik: Meervoud van zelfstandig naamwoorden X
  • Grammatik: zwakke werkwoorden in o.t.t. met stam op -d/-t of s-klank & werkwoorden regnen, rechnen, zeichnen, atmen, öffnen, begegnen X
  • Grammatik: Persoonlijk voornaamwoorden in 1. 3. 4. naamval X

Kapitel 2
  • Lernbox: Lektion 3 & Lektion 6 (Niederländisch-Deutsch)
  • Grammatik: Modalverben in o.t.t./ o.v.t./ zou-vorm
  • Grammatik: Zou-vorm (Konjunktiv II) hoofdregel en de eigen zou-vorm van haben, sein & Modalverben
  • Grammatik: Volgorde van werkwoorden
  • Grammatik: Voorzetsels & Keuzevoorzetsels met 3e en 4e naamval
  • Grammatik: Werkwoorden met een naamval (1e, 3e, 4e naamval)



Wiederholungscheck Toetsweek 3

Slide 3 - Tekstslide

  • Bij werkwoorden met een voorvoegsel (z.B. ausgehen) die bij het vervoegen gesplitst worden staat het voorvoegsel aan het eind van een zin. 

  • Bij een zin met een Modalverb met een ander werkwoord, staat het Modalverb altijd aan het eind van een zin.

  • Bij een zinsconstructie met een bijzijn staat de persoonsvorm aan het eind van de zin.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke zinsconstructies zijn juist?
A
Ich rufe an bei meiner Freundin.
B
Ich rufe bei meiner Freundin an.

Slide 6 - Quizvraag

Ik heb dat nog moeten vragen.
A
Ich habe es noch fragen müssen.
B
Ich habe es noch müssen fragen.

Slide 7 - Quizvraag

Er hat – können – nicht – diese Frage – beantworten
A
Er hat nicht können beantworten die Frage.
B
Er hat die Frage nicht können beantworten.
C
Er hat die Frage nicht beantworten können.
D
Er hat nicht die Frage beantworten können.

Slide 8 - Quizvraag

Zet de woorden in de juiste volgorde

wir - die Aufgabe - nicht geschafft- er - dass, - wussten nicht - hat

Anfang = Wir wussten nicht....

Slide 9 - Open vraag

Zet de woorden in de juiste volgorde
Großmutter musste - gebracht werden - zum Arzt - vorige Woche - in aller Eile.

Anfang = Großmutter musste...

Slide 10 - Open vraag

Zet de woorden in de juiste volgorde

Er hat - können - diese Frage - nicht - beantworten.

Anfang: Er hat...

Slide 11 - Open vraag

Zet de woorden in de juiste volgorde

Ich sehe - an - mir - jeden Abend - einen Film.

Slide 12 - Open vraag

Kapitel 4 - Lektion 5
Besprechen: Text ' online Shopping' + Aufgabe 53, 54, 55, 56
Selbstständig machen: Aufgabe 53, 54, 55, 56  (Zeit: 20 MInuten) 

Fertig = 
  • Afmaken: Lektion 5 Aufgabe 50, 51, 52, 53
  • Lernen: Prüfung Toetsweek Kapitel 1 & Kapitel 2

Slide 13 - Tekstslide

Ben je voldoende voorbereid voor de toetsweek?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Heb je nog vragen of hulp/ondersteuning nodig?

Slide 15 - Open vraag

Wochenaufgaben
Machen: K4

  • Lektion 5: Aufgabe 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56
  • Wiederholung Grammatik: Konjunktiv II https://www.bookwidgets.com/play/6CAPP6M?teacher_id=5360929721024512
  • Wiederholung Grammatik: Voorzetsels & werkwoorden met een naamval https://www.bookwidgets.com/play/PCABAPC?teacher_id=5360929721024512
Lernen:
  • Prüfung Kapitel 1 & 2 Prüfungswoche 3

Slide 16 - Tekstslide