H4 - Woche 10 - Stunde 2 & 3

H4 - Woche 10 - Stunde 2 & 3
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H4 - Woche 10 - Stunde 2 & 3

Slide 1 - Tekstslide

Planung

Stunde 2:
  • Wiederholung: Grammatik K1: schwache Verben o.t.t.
  • Lektion 2: Lesefertigkeit
  • Selbstständig arbeiten

Stunde 3: 
  • Wiederholen: die Fragewörter
  • Verbessern: Steigerungsstufen Aufgabe 10, 11, 12
  • Selbstständig arbeiten

Ziele

  • Je kunt de zwakke werkoorden actief in de o.t.t. gebruiken. 

  • Je kunt die Duitse Fragewörter actief gebruiken.

  • Je kent de trappen van vergelijking en kunt zaken met elkaar vergelijken

  • Je kunt relevante informatie vinden en begrijpen in brochures en korte officiële documenten op internet of in andere media


Slide 2 - Tekstslide

Kapitel 1:

  • Lernbox: Lektion 3 & Lektion 6 (Niederländisch-Deutsch)
  • Grammatik: haben, sein, werden in o.v.t./o.t.t./ volt.tijd/ zou- vorm X
  • Grammatik: zwakke werkwoorden in o.t.t. X
  • Grammatik: de vraagwoorden X
  • Grammatik: Meervoud van zelfstandig naamwoorden
  • Grammatik: zwakke werkwoorden in o.t.t. met stam op -d/-t of s-klank & werkwoorden regnen, rechnen, zeichnen, atmen, öffnen, begegnen
  • Grammatik: Persoonlijk voornaamwoorden in 1. 3. 4. naamval

Kapitel 2
  • Lernbox: Lektion 3 & Lektion 6 (Niederländisch-Deutsch)
  • Grammatik: Modalverben in o.t.t./ o.v.t./ zou-vorm
  • Grammatik: Zou-vorm (Konjunktiv II) hoofdregel en de eigen zou-vorm van haben, sein & Modalverben
  • Grammatik: Volgorde van werkwoorden
  • Grammatik: Voorzetsels & Keuzevoorzetsels met 3e en 4e naamval
  • Grammatik: Werkwoorden met een naamval (1e, 3e, 4e naamval)



Wiederholungscheck Toetsweek 3

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een zwak werkwoord?

  • Wanneer je het werkwoord in de verleden tijd zet is er geen klinkerverandering
  • Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak

Slide 4 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig

...worden volgens een vast schema vervoegd

Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor. 

Slide 5 - Tekstslide

Ezelsbruggetje





Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:

(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 6 - Tekstslide

Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord

de -en of -n (als er geen 'e' voor staat)
weg te laten

Voorbeelden:
machen > mach;  spielen > spiel;  radeln > radel

Slide 7 - Tekstslide

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t

Slide 8 - Sleepvraag

Voorbeeld: machen (doen, maken)
(ik)
(hij)
(hij/zij/het)      (wij)
(jullie) 
(zij/u)   
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mach e              
mach st 
mach
mach en
mach t
mach en

Slide 9 - Tekstslide

Let op: stam op d/t of m/n
Stam eindigt op -d of -t  òf
stam eindigt op -m of -n na medeklinker*:

du, er/sie/es, ihr    >    krijgen een extra 'e'

(dan is het makkelijker uit te spreken)


*leren: atmen, rechnen, regnen, öffnen, zeichnen, begegnen 

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden
reden (= praten)  >



atmen (= ademen) >      
du red est
er red et / sie red e
ihr red er  

du atm est                                 er atm et / sie atm e
ihr atm et

Slide 11 - Tekstslide

Let op: stam op s-klank
Als de stam op een 's'-klank eindigt   (bijv. s, ss, ß, z, x):

dan komt er bij
du alleen een 't' achter de stam


(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

An die Arbeit!
Besprechen: Lektion 2: Fragen Aufgabe 16, 21 
Selbstständig machen: 
  • Grammatik: Aufgabe Bookwidgets schwache Verben (Zeit: 15 Minuten) 
  • Lesefertigkeit: Lektion 2: Aufgabe 16 & 21 (Zeit: 20 MInuten) 

Fertig = 
  • Verbessern: Lektion 2 Aufgabe 15 & 20
  • Afmaken: Lektion 1 (Wochenaufgaben voriger Woche) 
  • Lernen: Lernbox Lektion 1 & 2 D-N

Slide 14 - Tekstslide

Welche Fragewörter kennst du?
Notiere auch die Übersetzung.

Slide 15 - Woordweb

.................fährt dieser Bus?
A
woher
B
wann
C
wohin
D
wer

Slide 16 - Quizvraag

.......hat die Musik so laut gestellt?
A
wo
B
wie
C
was
D
wer

Slide 17 - Quizvraag

........ist hier ein Supermarkt?
A
wer
B
wie
C
wo
D
wohin

Slide 18 - Quizvraag

.......geht dieses Lied?
A
wo
B
wie
C
welche
D
worüber

Slide 19 - Quizvraag

.............. heißen diese Leute?
A
wer
B
warum
C
was
D
wie

Slide 20 - Quizvraag

....... Zahl ist deine Lieblingszahl?
A
was
B
wer
C
warum
D
welche

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

An die Arbeit 
Besprechen: Lektion 1: Aufgabe 10, 11, 12
Verbessern: Lektion 1: Aufgabe 10, 11, 12 - zu zweit in breakoutrooms
Machen: Lektion 1: Aufgabe 14 - zu zweit in breakoutrooms

Fertig = 
  • Afmaken: Lektion 2 Aufgabe 15, 16, 20, 21
  • Verbeteren: Lektion 1 (Wochenaufgaben voriger Woche) TERUGGEZETTE opdrachten
  • Lernen: Lernbox Lektion 1 & 2 D-N

Slide 23 - Tekstslide

Nächste Stunde
  • Lektion 3: Lernbox besprechen
  • Aussprache 'g'
  • Sprechen: Steigerungsstufen 

Slide 24 - Tekstslide