waarnemen en interpreteren les 2

Waarnemen en interpreteren

Les 3
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Waarnemen en interpreteren

Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Onze zintuigen
Gezichtszintuig ligt in de ogen
Gehoorzintuig ligt in de oren
Smaakzintuig ligt in de tong
Reukzintuig ligt in de neus
Koudezintuig, warmtezintuig, drukzintuig, tastzintuig liggen in de huid

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen
  • Je  weet tenminste 4 zintuigen  te benoemen die een rol spelen bij het waarnemen
  • je kan het verschil uitleggen tussen waarnemen en  interpreteren 
  • Je kan benoemen waarom het belangrijk is voor je werk om goed te kunnen waarnemen
  • Na de les kun je voor de afrondingsopdracht 2 leerdoelen formuleren,  ''en op het gebied van waarnemen en interpreteren.

Slide 3 - Tekstslide

Interpretatie
Als je aan waarneming een waarde-oordeel toekent, noem je dat interpretatie. Onze interpretatie wordt o.a. beïnvloed door:
• Het gedrag van die ander in eerdere situaties;
• Onze sympathie of antipathie voor die persoon;
• Hoe wij zelf op dat moment in ons vel zitten;
• Ons referentiekader (=geheel van opvattingen, normen en waarden + onze ervaringswereld).

Slide 4 - Tekstslide

Waarnemen van gedrag
1. Wat iemand zegt (=verbale communicatie) ;
2. Hoe iemand iets zegt (=intonatie);
3. De gezichtsuitdrukking daarbij (=mimiek);
4. De lichaamshouding (2 t/m 4 = non-verbale communicatie).

Slide 5 - Tekstslide

Oefening 1
Geef aan welke uitspraak uitsluitend een concrete waarneming is, en licht je antwoord toe:
• Theo is een agressieve kerel.
• Jenny ging maandag een uur met lunchpauze.
• Herman was onzeker tijdens zijn presentatie.
• Mijn zoontje vindt die film heel saai.
• Ans vroeg niet naar mijn mening tijdens de vergadering.





Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Oefening 2
Beschrijf één korte situatie die deze week hebt meegemaakt. Beschrijf deze situatie enkel en alleen vanuit wat je hebt waargenomen (dus wat je hebt gezien, geroken, geproefd, …). Probeer elke interpretatie uit je verhaal weg te laten.
Bespreek deze oefening met een medestudent.

Slide 8 - Tekstslide

Oefening 3
Voeg je eigen interpretatie toe aan de in oefening 2 beschreven situatie. Beschrijf het verschil.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Oefening 4
 - Schrijf in je eigen woorden op wat 'waarnemen' betekent.
- Schrijf in je eigen woorden  op wat 'interpreteren' betekent.
- Wat kunnen de gevolgen zijn voor een  begeleider in de zorg als jij voornamelijk interpreteert. (bij deze vraag mag je overleggen in tweetallen)

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen waarnemen en observeren?

Slide 12 - Open vraag

Waarnemen
Onbewust
Niet doelgericht
Onsystematisch
Doorlopend proces

Observeren
Bewust
Doelgericht
Systematisch
Van persoon/gebeurtenis

Slide 13 - Tekstslide

Oefening 5
Noteer wat je de gedurende 3 minuten waarneemt vanaf de plek waar je nu zit.
Vergelijk het met wat je buurvrouw heeft waargenomen. 
Wat zou je anders aanpakken als je moest observeren?

Slide 14 - Tekstslide

Blik op de leerdoelen
Je weet tenminste 4 zintuigen te benoemen die een rol spelen bij het waarnemen
je kan het verschil uitleggen tussen waarnemen en interpreteren
Je kan benoemen waarom het belangrijk is voor je werk om goed te kunnen waarnemen
Na de les kun je voor de afrondingsopdracht 2 leerdoelen formuleren, ''en op het gebied van waarnemen en interpreteren en op het gebied van luisteren ( luisteren komt volgende week aan bod).

Slide 15 - Tekstslide