COM module 5 Gedragsverandering H1

COM module 5 
Module 5: gezondheid en gedragsverandering
Hoofdstuk 1: gedragsverandering
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

COM module 5 
Module 5: gezondheid en gedragsverandering
Hoofdstuk 1: gedragsverandering

Slide 1 - Tekstslide

Les 1
Dinsdag 5 december van 10.45 - 12.15

Slide 2 - Tekstslide

Lesinhoud
- Terugblik module 4 (moduletoets of KTB)
- Instructie H1: paragraaf 1.1 en deel 1.2
- Opdracht
- Zelfstandig werken


Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen module 5; H1
  • Je weet wat gedragsverandering inhoudt.
  • Je kunt uitleggen welke uitgangspunten van belang zijn voor gedragsverandering bij de cliënt.
  • Je kunt uitleggen hoe je de cliënt op basis van de gedragsstijlen kunt stimuleren om gezonder te gaan leven.
  • Je kunt toelichten welke invloed de omgeving en jouw gedrag hebben op de cliënt en hoe je de kernkwadranten hierbij kunt gebruiken.
  • Je kunt uitleggen welk gedrag je ziet bij de cliënt met een intrinsieke of extrinsieke motivatie tot gedragsverandering.
  • Je kunt uitleggen hoe je met communicatie het gedrag van de cliënt kunt beïnvloeden.










Slide 4 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een gedragsverandering die jou geen moeite heeft gekost

Slide 5 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een gedragsverandering die jou wel moeite heeft gekost / of niet is gelukt

Slide 6 - Open vraag

Gedrag
= alles wat we doen











Drie soorten gedrag:
  1. gedrag dat je eenmalig of zelden vertoont, zoals het kopen van een huis;
  2. gedrag dat je regelmatig vertoont, zoals het twee keer per jaar opruimen van de zolder;
  3. gedrag dat je vrijwel dagelijks vertoont, zoals de manier waarop je luistert of de manier waarop je reageert op e-mails (gewoontegedrag).


Slide 7 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van gewoontegedrag van jou

Slide 8 - Open vraag

Gedragsverandering
= het veranderen van gedrag dat je kunt zien of merken.



Gedragsverandering richt zich met name op gewoontegedrag, dit gedrag is echter ook het meest lastig om te veranderen.

Aspecten die bepalend zijn voor de kans van slagen van een gedragsverandering:
  • de motivatie voor gedragsverandering;
  • de omgeving;
  • de complexiteit van het nieuwe gedrag.



Slide 9 - Tekstslide

Gedragsverandering
Je gedrag kunnen veranderen is erg belangrijk. Mensen zijn in staat om te overleven, omdat zij hun gedrag aan de omstandigheden kunnen aanpassen.

Wens om te veranderen komt vaak voort uit een situatie van onvrede of angst, iemand wil dat iets stopt of anders gaat --> de 'pijn' 




Iemand kan echter pas veranderen zodra er ook geloof is dat er daadwerkelijk een gedragsverandering plaats kan vinden --> het perspectief

Slide 10 - Tekstslide

Waarom zou het moeilijk zijn om gedrag te veranderen?

Slide 11 - Open vraag

Gedragsverandering
Waarom is gedragsverandering zo moeilijk?

  • Mensen hebben een voorkeur voor gemak en automatisch gedrag.
  • Mensen maken te weinig gebruik van verandertechnieken.
  • Motivatie alleen is niet genoeg.
  • De omgeving verandert niet mee.
  • Mensen hebben een hekel aan pijn, ongemak en verlies.




Slide 12 - Tekstslide

Gedragsverandering
De belangrijkste uitgangspunten voor gedragsverandering zijn:

  • Heeft de cliënt een steunende omgeving? Zo nee, hoe kun je deze creëren?
  • Is de cliënt gemotiveerd om het gewenste gedrag te vertonen? Zo nee, hoe kun je dit stimuleren?
  • Heeft de cliënt voldoende vaardigheden om het nieuwe gedrag in te zetten? Zo nee, welke vaardigheden moet de cliënt nog aanleren?
  • Is de cliënt fysiek en psychisch in staat om de gedragsverandering door te voeren? Zo nee, zorg voor stabilisatie en versterking op dit vlak.







Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
Beschrijf 2 situaties waarbij jijzelf gedrag wilde (of moest) veranderen. Beschrijf bij beide situaties of je je gedrag ook echt veranderd hebt, een beetje veranderd hebt of uiteindelijk niet veranderd hebt.

Beschrijf bij de situaties welke steun jij van je omgeving hebt gekregen om je gedrag te kunnen veranderen. Beschrijf ook welke negatieve invloed jouw omgeving eventueel had op je te behalen gedragsdoel.

Klaar? In tweetallen bespreken, straks enkele situaties klassikaal bespreken.







Slide 14 - Tekstslide

Gedragsverandering
Verschillende methodieken om cliënten te helpen om tot gedragsverandering te komen.

1. Gedragswiel
2. DISC
3. Kernkwadranten (volgende les)

Slide 15 - Tekstslide

Gedragswiel
Het gedragswiel stelt dat aan drie voorwaarden voldaan moet zijn om tot gedragsverandering te kunnen komen:
  • De cliënt moet het kunnen en weten en heeft bepaalde competenties nodig.
  • De cliënt moet het willen en heeft bepaalde drijfveren nodig.
  • De verandering moet haalbaar zijn binnen de context waarin de cliënt leeft.



Slide 16 - Tekstslide

DISC
Het DISC-model helpt je herkennen hoe cliënten omgaan met:

  • problemen en uitdagingen (Dominant);
  • anderen en hoe ze te beïnvloeden (Invloedrijk);
  • veranderingen en tempo (Stabiel);
  • regels, afspraken en beperkingen (Consciëntieus of plichtsgetrouw).



Slide 17 - Tekstslide

DISC
Het DISC-model helpt je herkennen hoe cliënten omgaan met:

  • problemen en uitdagingen (Dominant);
  • anderen en hoe ze te beïnvloeden (Invloedrijk);
  • veranderingen en tempo (Stabiel);
  • regels, afspraken en beperkingen (Consciëntieus of plichtsgetrouw).



Slide 18 - Tekstslide

Zelfstandig werken
1. Oefentoets KTB over module 4

2. Licentie 'methodiek en gedragsbevordering'
Module 5 'Gezondheid en gedragsverandering'

Hoofdstuk 1: opdracht 1 t/m 5

Slide 19 - Tekstslide

Les 2
Vrijdag 8 december van 13.15 - 14.15

Slide 20 - Tekstslide

Lesinhoud
- Terugblik vorige les
- Instructie paragraaf 1.2 + 1.3
- Zelfstandig werken

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen module 5; H1
  • Je weet wat gedragsverandering inhoudt.
  • Je kunt uitleggen welke uitgangspunten van belang zijn voor gedragsverandering bij de cliënt.
  • Je kunt uitleggen hoe je de cliënt op basis van de gedragsstijlen kunt stimuleren om gezonder te gaan leven.
  • Je kunt toelichten welke invloed de omgeving en jouw gedrag hebben op de cliënt en hoe je de kernkwadranten hierbij kunt gebruiken.
  • Je kunt uitleggen welk gedrag je ziet bij de cliënt met een intrinsieke of extrinsieke motivatie tot gedragsverandering.
  • Je kunt uitleggen hoe je met communicatie het gedrag van de cliënt kunt beïnvloeden.










Slide 22 - Tekstslide

Leg uit wat gewoontegedrag is

Slide 23 - Open vraag

Welke 3 aspecten zijn belangrijk als een gedragsverandering wil slagen?

Slide 24 - Open vraag

Koppel de basisgedragsstijl aan de juiste uitleg
Rood = dominant
Geel = invloedrijk
Blauw = consciëntieus
Groen = stabiel
Is vastbesloten, vol zelfvertrouwen en besluitvaardig maar is ook ongeduldig en wil controle over anderen.
Is emotioneel, optimistisch en levendig maar is ook wispelturig en verwacht enthousiasme van anderen
Is rationeel, voorzichtig en zorgvuldig maar kan ook afstandelijk en betweterig zijn.
Is geduldig, vriendelijk en gevoelig maar is minder flexibel en trager in denken.

Slide 25 - Sleepvraag

Groepsopdracht
In 8 groepjes worden de gedragsstijlen uit de DISC verdeeld

Elk groepje beschrijft voor één kleur 5 belangrijke aspecten waar een persoonlijk begeleider rekening mee moet houden als hij iemand begeleidt met een bepaalde gedragsstijl.

Gezamenlijk terugkoppelen na 10 min.







Slide 26 - Tekstslide

Gedragsverandering
Verschillende methodieken om cliënten te helpen om tot gedragsverandering te komen.

1. Gedragswiel
2. DISC
3. Kernkwadranten (volgende les)

Slide 27 - Tekstslide

Kernkwadrant
Jouw reactie op het gedrag van de ander zegt eigenlijk iets over jou. Het kernkwadrant maakt duidelijk waarom bepaald gedrag bij jou ergernis oproept.

Dit model helpt je als (persoonlijk) begeleider bij:
  • het herkennen van je eigen kwaliteiten en valkuilen;
  • het herkennen van allergieën en uitdagingen;
  • het begrijpen waarom gedrag van de ander iets bij jou oproept;
  • het vergroten van begrip in de situatie van de ander.


Slide 28 - Tekstslide

Kernkwadrant

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht
Vul in tweetallen je eigen kernkwadrant in.

Help elkaar door vragen te stellen over je eigen gedrag en de invloed hiervan op anderen.

Slide 30 - Tekstslide

Motiveren voor gedragsverandering
Intrinsieke motivatie = De innerlijke drijfveer van een zorgvrager om een bepaald doel te bereiken of te motiveren tot een bepaald gedrag. Deze motivatie komt voort uit de eigen drijfveren, behoeften en ambitie.

Extrinsieke motivatie = Alles wat niet vanuit het innerlijk van de zorgvrager komt, maar hem wel motiveert tot bepaald gedrag. Iemand doet het dan voor een beloning die hij krijgt of straf die hij ontloopt.

Slide 31 - Tekstslide

1. Voor welk gedrag heb jij intrinsieke motivatie?
2. Voor welk gedrag heb jij extrinsieke motivatie?

Slide 32 - Open vraag

Empathisch vermogen
= je bewust zijn van de gevoelens en belevingen van de cliënt

Empathisch vermogen kun je aanleren en versterken door:
  • Actief te luisteren
  • Empathie te tonen
  • Je vertrouwensband te vergroten

Slide 33 - Tekstslide

Wat heeft empathisch vermogen met gedragsverandering te maken?

Slide 34 - Open vraag

Zelfstandig werken
1. Licentie 'methodiek en gedragsbevordering'
Module 5 'Gezondheid en gedragsverandering'

Hoofdstuk 1: alle opdrachten afmaken

Slide 35 - Tekstslide