HOC 12: 7-4-22

Hoofdstuk 4 Elektrische systemen

4.1: Spanning, stroomsterkte en vermogen

4.2 Weerstand en geleidbaarheid

1 / 13

Slide 1: Tekstslide

NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Lesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 Elektrische systemen

4.1: Spanning, stroomsterkte en vermogen

4.2 Weerstand en geleidbaarheid

Slide 1 - Tekstslide

Elektrische stroomsterkte

Elektrisch stroomsterkte :

I = \frac{​ Q ​ ​}{​ t ​}

I: Stroomsterkte (A)

Q: Lading (C)

t: Tijd (s)

Slide 2 - Tekstslide

Elektrische stroomsterkte

Elektrisch stroomsterkte :

Lading van 1 elektron is -e = -1.60*10^-19 C (BINAS)

I = \frac{​ Q ​ ​}{​ t ​}

I: Stroomsterkte (A)

Q: Lading (C)

t: Tijd (s)

Slide 3 - Tekstslide

Stel er loopt 5 A door een kabel, hoeveel elektronen lopen er dan per seconde door deze kabel?

Slide 4 - Open vraag

Elektrische Spanning

Elektrisch spanning:

De energie die elke lading met zich mee neemt.

U = \frac{​ Δ E ​ ​}{​ Q ​}

U: Spanning (V)

: Het verschil in elektrische energie tussen twee punten (J)

Q: Lading (C)

Δ E

Slide 5 - Tekstslide

U = \frac{​ Δ E ​ ​}{​ Q ​}

Elektrisch spanning:

1 elektron gaat van punt 1 naar 2,

daarbij geeft die zijn energie af

aan het lampje.

De Spanning U₁₂ is dan:

U^{​ 12 ​ ​} = \frac{​ Δ E ^{​ 12 ​ ​} ​ ​}{​ Q ​} = \frac{​ 6 . 4 \cdot 1 0 ^{​ - 19 ​ ​} - 0 ​ ​}{​ 1 . 6 0 \cdot 1 0 ^{​ - 19 ​ ​} ​} = 4 V

Slide 6 - Tekstslide

Het lampje brandt, omdat elke elektron een klein beetje energie eraan afgeeft. Stel ik wil het lampje harder laten branden, wat moet ik veranderen?

De spanning (U) groter maken

De stroomsterkte (I) groter maken

Beide groter maken

Zowel A,B als C

Slide 7 - Quizvraag

Elektrische vermogen

Elektrisch vermogen:

De hoeveelheid energie bepaald of het lampje harder brandt.

P = U \cdot I

P: Vermogen (J/s, W)

U: Spanning (V)

I: Stroomsterkte (A)

Slide 8 - Tekstslide

Weerstand

Weerstand:

De weerstand bepaald wat de stroomsterkte is bij een bepaalde spanning.

R = \frac{​ U ​ ​}{​ I ​}

R: Weerstand

U: Spanning (V)

I: Stroomsterkte (A)

(Ω)

Slide 9 - Tekstslide

Geleidbaarheid

Geleidbaarheid:

Soms is het makkelijker om met geleidbaarheid te rekenen.

G = \frac{​ 1 ​ ​}{​ R ​} = \frac{​ I ​ ​}{​ U ​}

R: Weerstand

G: Geleidbaarheid (S)

U: Spanning (V)

I: Stroomsterkte (A)

(Ω)

Slide 10 - Tekstslide

I: hoeveelheid water per seconde stroomt

U: de waterdruk

R: verdunning in de leiding

I: aantal elektronen per seconde

U: energie die elektronen met zich mee dragen

R: weerstand die elektronen ondervinden

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Oefenen voor de volgende les:

Par 1: 3, 4, 7, 9

Par 2: 12, 13, 15

Slide 13 - Tekstslide

HOC 12: 7-4-22

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

H4.1 en 4.2 Spanning, stroomsterkte en vermogen en Weerstand en geleidbaarheid

Flexles 38 - spanning, stroomsterkte, weerstand en capaciteit

4vwo Elektrische stroom en spanning

H6 elektriciteit §1 herh §2

§1.3 Spanning en stroomsterkte - les 2

check voortgang elektriciteit

elektriciteit par. 1

4vwo, stroom en spanning en geleidbaarheid