(1hv) H4 zelftoets je eigen omgeving in beeld

Je eigen omgeving in beeld
HERHALEN
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Je eigen omgeving in beeld
HERHALEN

Slide 1 - Tekstslide

welk begrip hoort op de punten als je kijkt naar het plaatje: Deze groei voor de omgeving Utrecht werd vooral veroorzaakt door....

Slide 2 - Open vraag

Wie doet een juiste uitspraak over de gegevens?

Misja en Dolf bekijken samen de onderstaande gegevens.
Misja zegt: ‘Het aantal inwoners van de stad Utrecht is toegenomen in de periode 1960-2012’.
Dolf zegt: ‘Het inwonertal van Nieuwegein is het sterkst toegenomen van alle dorpen in de periode 1960-2012’.
A
alleen Dolf
B
alleen Misja
C
Misja en Dolf
D
geen van beide

Slide 3 - Quizvraag

Wie doet een juiste uitspraak over de gegevens?

Misja en Dolf bekijken samen de onderstaande gegevens.
Misja zegt: ‘Het aantal inwoners van de stad Utrecht is toegenomen in de periode 1960-2012’.
Dolf zegt: ‘Het inwonertal van Nieuwegein is het sterkst toegenomen van alle dorpen in de periode 1960-2012’.
A
alleen Dolf
B
alleen Misja
C
Misja en Dolf
D
geen van beide

Slide 4 - Quizvraag

Door welke natuurlijke factor verandert de bevolking van een gebied?
A
suburbanisatie
B
migratie
C
geboorte
D
verhuizingen

Slide 5 - Quizvraag

wat is een kenmerk van een stad?
A
veel bebouwing
B
veel open ruimte
C
de bevolkingsdichtheid is laag
D
weinig voorzieningen

Slide 6 - Quizvraag

wat is een kenmerk van een dorp?
A
veel hoogbouw
B
de gebouwen staan dicht op elkaar
C
veel voorzieningen
D
de bevolkingsdichtheid is laag

Slide 7 - Quizvraag

Welke voorzieningen vind je alleen in een stad en welke kom je ook in een dorp tegen?
stad
dorp
ziekenhuis
basisschool
bakker
bijenkorf
supermarkt
School voor voortgezet onderwijs

Slide 8 - Sleepvraag

Bij Aardrijkskunde wordt de term inrichting vaak gebruikt. Ook in dit hoofdstuk ben je het begrip tegengekomen. Maar wat is eigenlijk de omschrijving van dit begrip?
A
Het bouwen van huizen en voorzieningen.
B
Het gebruik van de ruimte voor wonen, werken, verkeer en recreatie.
C
Het aanleggen van pleintjes en parken.
D
Het gebruik van de ruimte voor wonen (huizen) en werken (bedrijven en fabrieken).

Slide 9 - Quizvraag

Op de foto zie je een .... De huizen op foto zijn een voorbeeld van...
A
eensgezinswoning/laagbouw
B
eensgezinswoning/hoogbouw
C
meergezinswoning/laagbouw
D
meergezinswoning/hoogbouw

Slide 10 - Quizvraag

Op de foto zie je een .... De huizen op foto zijn een voorbeeld van...
A
eensgezinswoning/laagbouw
B
eensgezinswoning/hoogbouw
C
meergezinswoning/laagbouw
D
meergezinswoning/hoogbouw

Slide 11 - Quizvraag

Bekijk het kaartje van Soestdijk. Samira wil graag in Soestdijk gaan wonen. Ze heeft vier mooie huizen te koop zien staan (A, B, C en D). Ze vraagt zich af welk huis ze moet kiezen. Het huis moet:
- dicht bij winkels staan.
- in de buurt staan van een café of een restaurant.
- in de buurt staan van een park.
- niet te dicht in de buurt van een spoorweg staan.
Welk huis kan Samira het beste kiezen?
A
huis A
B
huis B
C
huis C
D
huis D

Slide 12 - Quizvraag

Waarom is Amsterdam een multiculturele samenleving?
A
Omdat er in Amsterdam veel mensen uit verschillende culturen wonen.
B
Omdat er in Amsterdam veel mensen uit Marokko wonen.
C
Omdat er in Amsterdam veel autochtonen wonen.
D
Omdat er in Amsterdam veel mensen uit België en Duitsland wonen.

Slide 13 - Quizvraag

welke uitspraak klopt niet?
A
In Kanaleneiland wonen naar verhouding de meeste niet-westerse allochtonen.
B
In de Kinkerbuurt wonen naar verhouding de meeste mensen in hun eentje.
C
In de Kinkerbuurt wonen naar verhouding de meeste westerse allochtonen.
D
In Leebrug wonen naar verhouding de meeste mensen met kinderen.

Slide 14 - Quizvraag

Sleep de begrippen naar de juiste plek in de afbeelding.
Let op! er blijven begrippen over.
agglomeratie
stadsgewesten
stedelijke gebieden
centrale stad
Randstad

Slide 15 - Sleepvraag


Welk begrip?
A
Stad
B
Agglomeratie
C
Stadsgewest
D
Stedelijk gebied

Slide 16 - Quizvraag

De ontwikkeling van de steden in Nederland verliep in een bepaalde volgorde. Welke volgorde
is juist?
A
stad – agglomeratie – stedelijk gebied – stadsregio
B
stad – agglomeratie – stadsregio – stedelijk gebied
C
agglomeratie – stad – stadsregio – stedelijk gebied
D
stad – stadsregio – agglomeratie – stedelijk gebied

Slide 17 - Quizvraag

In welke volgorde vonden onderstaande processen plaats?
A
re-urbanisatie-suburbanisatie-urbanisatie
B
urbanisatie-suburbanisatie-re-urbanisatie
C
suburbanisatie-re-urbanisatie-urbanisatie

Slide 18 - Quizvraag

Suburbanisatie = verstedelijking
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Hoe hoger het voorzieningenniveau, des te .....het verzorgingsgebied van een stad.
A
groter
B
kleine

Slide 20 - Quizvraag

Wat is geen stedelijk gebied?
A
Randstad
B
Twente
C
Brabantse stederij
D
Leeuwarden

Slide 21 - Quizvraag

Hoe klaar ben jij voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll