Verpleegtechnisch rekenen 1: concentratie in %

Oplossingen en injectiesommen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oplossingen en injectiesommen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Aan het eind van de les kun je:

- Eenvoudige medicatiesommen maken met concentraties 
   aangeduid in %.

Slide 2 - Tekstslide

Programma
- Uitleg van de basisinformatie.
- Samen oefenen.
- Zelfstandig oefenen (waar nodig met hulp).

Tip: zorg dat je kladpapier, een pen, een rekenmachine en het formuleblad bij de hand hebt!

Slide 3 - Tekstslide

Basisinformatie
- Soms kant en klaar.
- Soms eerst oplossen. Bijv. in water voor injectie (aquadest) of fysiologisch  
   zout (NaCl) als je gaat injecteren. Je maakt dan eerst de oplossing en       
   rekent vervolgens uit hoeveel je moet injecteren.
- De sterkte (concentratie) wordt aangeduid in %, mg/ml of IE.

- Herinnering: 1 gram (gr) = 1000 milligram (mg).
- Formule: V : A x 1ml

Slide 4 - Tekstslide

Concentratie met een % aanduiding
- De sterkte/concentratie van het medicijn wordt aangegeven in een  
   procentgetal. Bijvoorbeeld: 2% morfineoplossing.
- Uit het procentgetal blijkt hoeveel gram medicijn er is opgelost in 100 ml 
   oplossing.
- Bijvoorbeeld: 2% morfineoplossing = er zit 2 gr van de stof morfine 
   opgelost  in 100 ml vloeistof.

Slide 5 - Tekstslide

Onthouden
  • 1%  = 1 gram per 100 ml         
  • 2% = 2 gram per 100 ml
  • etc.

Medicatie wordt meestal niet in gr. voorgeschreven maar in mg.
We gaan daarom uit van het aantal mg medicatie in 1 ml van de oplossing.



Slide 6 - Tekstslide

De formule
10 x % = aantal mg medicijn in 1 ml oplossing

Voorbeeld:
2% morfineoplossing 
10 x 2 = 20 mg in 1 ml


Slide 7 - Tekstslide

Je hebt een oplossing van 4%
Hoeveel gr medicijn zit er in 100 ml oplossing?

Slide 8 - Open vraag

Antwoord
Uit het procent getal blijkt hoeveel gr medicijn er is opgelost in 100 ml oplossing. 

In een oplossing van 4% zit dus 4 gr medicijn per 100 ml.
Het goede antwoord is dus: 4 gr

Slide 9 - Tekstslide

Je hebt een oplossing van 4%
Hoeveel mg medicijn zit er in 1 ml oplossing?
Pas nu de formule toe
(10x % = aantal mg in 1 ml oplossing)

Slide 10 - Open vraag

Antwoord
De formule is: 10 x % = aantal mg in 1 ml oplossing
Dus het goede antwoord is: 10 x 4 = 40 mg in 1 ml

Slide 11 - Tekstslide

Je hebt een oplossing van 30%
Hoeveel mg medicijn zit er in 1 ml oplossing?

Slide 12 - Open vraag

Antwoord
De formule is: 10 x % = aantal mg in 1 ml oplossing
Dus het goede antwoord is: 10 x 30 = 300 mg in 1 ml

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel ml moet je injecteren?
Onthouden:

1. 10 x  % = aantal mg in 1 ml oplossing
2. V : A x 1 ml (Voorschrift : Aanwezig)

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
De huisarts schrijft mw. de Boer 10 mg morfine voor
Je hebt een 2% morfineoplossing in de medicatiekluis
Hoeveel ml moet je injecteren?

- Hoeveel mg is er aanwezig per ml? 10 x 2 = 20 mg per ml
- Wat is het voorschrift? 10 mg
- V : A x 1 ml: 10 mg : 20 mg/ml = 0,5 ml injecteren

Slide 15 - Tekstslide

Aanwezig: een Pethidineoplossing van 5 %.
De zorgvrager moet 60 mg hebben.
Hoeveel ml geef je?

Slide 16 - Open vraag

Antwoord
Aanwezig: een Pethidineoplossing van 5 %.
 
De zorgvrager moet 60 mg hebben. Hoeveel ml geef je?

Hoeveel is er aanwezig per ml? 10 x 5 = 50 mg per ml
Wat is het voorschrift? 60 mg 
V : A x 1 ml: 60 mg : 50 mg/ml = 1,2 ml injecteren

Slide 17 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Maak het werkblad (zie mail)
Kijk eventueel de kennisclip (zie mail)
Noteer berekening én antwoord
Mail mij de uitwerking vóór de volgende les!
Om 10.50 uur samen afsluiten in Algemeen

Slide 18 - Tekstslide