Grote Geschiedenis Quiz 2020 klas 1

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

RONDE 1
Tijd van jagers en boeren

Slide 2 - Tekstslide

Prehistorie is ...
A
Erg oud, net als mijn geschiedenisdocent
B
De tijd van vóór het internet
C
Tijd van de dino's
D
Voorgeschiedenis

Slide 3 - Quizvraag

Hoe kwamen de mensen in de prehistorie aan voedsel?
A
Jagen, de markt, vissen
B
Landbouw, de markt, jagen
C
Jagen, vissen, verzamelen

Slide 4 - Quizvraag

Hoe weten we dat er mensen in de prehistorie leefden?
A
Dat hebben ze ons verteld
B
Er zijn spullen & rots-tekeningen gevonden
C
Dat weten we niet
D
Dat hebben we in boeken gelezen

Slide 5 - Quizvraag

Waarom wilden jagers-verzamelaars niet zoveel spullen hebben?
A
Ze moesten alles gemak-kelijk mee kunnen nemen als ze gingen vertrekken.
B
Ze vertrouwden elkaar niet. Er werd veel gestolen in die tijd.
C
Ze hadden een hekel aan opruimen. Daarom wilden ze niet zoveel spullen.
D
De winkels hadden nog naar weinig spullen te koop.

Slide 6 - Quizvraag

Waarom bleven jagers-verzamelaars niet als grote groep bij elkaar?
A
Dan zouden ze te vaak ruzie krijgen.
B
Dan maken ze veel lawaai en jagen ze de dieren weg.
C
Er was dan niet genoeg voedsel voor de hele groep.
D
Het begon saai te worden.

Slide 7 - Quizvraag

Jagers-verzamelaars geloofden in de zon, de maan, de eik, het water en nog veel meer. Hoe heet deze godsdienst?
A
Monotheïsme
B
Bijgeloof
C
Natuurgodsdienst
D
Sprookjes

Slide 8 - Quizvraag

Wat kunnen wij beter dan iemand die leeft in de prehistorie ?
A
Vuur maken met een stok
B
Met mes en vork eten
C
Overleven in de natuur
D
Wonden verzorgen met geneeskrachtige planten

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer eindigt de prehistorie en begint de geschiedenis?
A
Vanaf het moment dat er mensen zijn.
B
Vanaf het moment dat mensen schrijven.
C
Vanaf het moment dat mensen tekenen.
D
Vanaf het moment dat er boeken zijn.

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer eindigt de prehistorie en begint de geschiedenis?
A
3000 v.C.
B
500 n.C.
C
10.000 v.C.
D
Het jaar 0

Slide 11 - Quizvraag

Welke eeuw is het jaartal 2020 v.C.?
A
20 eeuw v.C.
B
200 eeuw v.C.
C
2e eeuw v.C.
D
21 eeuw v.C.

Slide 12 - Quizvraag

1500 
v. Chr.
1000 
v. Chr.
500 
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
➤Sleep het icoon van het tijdvak dat bij de 
Late Middeleeuwen hoort naar de juiste plek in de tijdlijn.

Slide 13 - Sleepvraag

RONDE 2
De Grieken

Slide 14 - Tekstslide

Hoe heet het gebouw waarin de Grieken hun goden vereren?
A
Kerk
B
Tempel
C
Huis van God
D
Moskee

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent polytheïsme?
A
Je aanbid één god
B
Je aanbid de keizer
C
Je aanbid géén god
D
Je aanbid meerdere goden

Slide 16 - Quizvraag

In Athene kreeg je burgerrecht als...
A
Je in Athene geboren was
B
Je vader in Athene geboren was
C
Je beide ouders in Athene geboren waren
D
Je moeder in Athene geboren was

Slide 17 - Quizvraag

De naam van de persoon die het meest genoemd werd tijdens het schervengericht.....
A
Moest voor tien jaar in de gevangenis
B
Werd meteen vermoord
C
Werd voor tien jaar verbannen uit Athene
D
Mocht nooit meer in Athene komen

Slide 18 - Quizvraag

Welke wetenschap hoort bij de filosoof Pythagoras?
A
Geschiedenis
B
Natuurkunde
C
Wiskunde
D
Latijn

Slide 19 - Quizvraag

RONDE 3
De Romeinen

Slide 20 - Tekstslide

Volgens een legende werd Rome gesticht door twee broers. Wie waren dat?
A
Romus en Remilus
B
Romulus en Remus
C
Remus en Caesar
D
Romulus en Caesar

Slide 21 - Quizvraag

Waarom namen de Romeinen graag Griekse slaven?
A
De Griekse slaven konden mooie Griekse tempels bouwen
B
De Griekse slaven konden lekkere gyros maken, daar hielden de Romeinen wel van
C
De Griekse slaven konden de Romeinse kinderen onderwijzen
D
De Griekse slaven waren vaak vriendelijker dan slaven uit andere landen

Slide 22 - Quizvraag

De mensen die in Limburg, België en Frankrijk woonden noemden de Romeinen...
A
Galliërs
B
Noormannen
C
Kelten
D
Germanen

Slide 23 - Quizvraag

De Romeinen zijn ook in Nederland geweest. Maar niet overal! Waar liep de grens in Nederland?
A
Langs de Maas
B
Langs de Rijn
C
Langs de Waal
D
Langs het IJsselmeer

Slide 24 - Quizvraag

De Romeinen bouwden langs de grens van hun rijk verdedigingswerken, zoals hiernaast.
Wat gebruiken de Romeinen NIET om hun rijk te verdedigen?
A
Toestaan van meerdere geloven binnen het Romeinse rijk.
B
Gebruik maken van natuurlijke grenzen, zoals rivieren.
C
Forten met daarbij een legerkamp voor soldaten die de grens bewaken.
D
Het sluiten van bondgenootschappen met stammen in het grensgebied

Slide 25 - Quizvraag

Een gladiator was een speciaal soort slaaf. Hij kon namelijk zijn vrijheid terug winnen, maar hoe?
A
Hij moest minimaal 50 keer optreden in de arena
B
Succesvolle en geliefde gladiatoren werden soms uit genade en dank-baarheid tor vrij man verklaart.
C
Hij moest zijn dominus (= meester) vermoorden
D
Hij moest minimaal 6 tegenstanders verslaan

Slide 26 - Quizvraag

RONDE 4
monniken en ridders

Slide 27 - Tekstslide

Wat is een andere naam voor het Byzantijnse rijk?
A
Oost-Romeinse rijk
B
Ottomaanse Rijk
C
West-Romeinse rijk
D
Osmaanse rijk

Slide 28 - Quizvraag

Welke Frankische koning bekeerde zich tot het christendom?
A
Karel de Grote
B
Einhard
C
Bonifatius
D
Clovis

Slide 29 - Quizvraag

Aan het begin van middeleeuwen nam de handel af.
Wat was daarvan het gevolg?
A
Er waren rooftochten door rondtrekkende bendes.
B
Er was minder bewaking door Romeinse soldaten.
C
Er kwamen minder producten op de markt.
D
Wegen en bruggen werden minder goed onderhouden.

Slide 30 - Quizvraag

Welke plicht heeft een vazal?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend op tijd opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer en hem helpen bij het bestuur en in de oorlog.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan achterleenmannen.

Slide 31 - Quizvraag

Welk voordeel had de Paus bij de kroning van Karel de Grote tot keizer?
A
Hij kreeg bescherming van een machtig krijgsheer.
B
Hij kreeg nu steun van alle geestelijken.
C
Hij kreeg extra belasting van Karel.
D
Rome werd gezien als hoofdstad van Europa.

Slide 32 - Quizvraag

Hoeveel kilo kon een harnas van een ridder vroeger wegen?
A
10 kilo
B
30 kilo
C
50 kilo
D
70 kilo

Slide 33 - Quizvraag

Wat was rond het jaar 1000 de belangrijkste taak van een kasteel?
A
Bescherming tegen regen en kou.
B
Gezellig bij elkaar wonen.
C
Bescherming tegen aanvallen van roofridders.
D
Laten zien hoe rijk je was.

Slide 34 - Quizvraag

RONDE 5
steden en staten

Slide 35 - Tekstslide

Samenleving waarin veel mensen op het platteland wonen en van de landbouw leven, maar waarin ook steden bestaan met handel en nijverheid.
A
Landbouwsamenleving
B
Landbouwstedelijke samenleving
C
Stedelijke samenleving
D
Industriële samenleving

Slide 36 - Quizvraag

Sleep naar de goede plek in de Middeleeuwse stad
Markt
Stadspoort
Stadsmuur
Kerk
Koopmanshuis

Slide 37 - Sleepvraag

➤Klik op de hotspots en sleep de gezegden en de situaties naar de juiste plek in de afbeelding.
Na de voetbalwedstrijd voelde hij overal pijn.
Jan dreigt: ‘Ik ga hem vermoorden!’
Johan maakt zijn klasgenoten vreselijk jaloers met zijn nieuwe iPhone.
De docent weet zeker dat Herman heeft gespijbeld. Hij stelt Herman daarom veel lastige vragen, zodat Herman het zal toegeven.
"Iemand de ogen uitsteken."
"Hij voelt zich geradbraakt."
"Ik maak hem een kopje kleiner."
" Zij werd op de pijnbank gelegd."
"Ze legden hem het vuur aan de schenen."
"Dat doet hem de das om."
Rogier liet tijdens de voetbalwedstrijd erg ruw spel zien: alles om de beker te winnen.

Slide 38 - Sleepvraag

Welk logo hoort bij de tijd van steden en staten?
A
B
C
D

Slide 39 - Quizvraag

Wat doet een gilde ?
A
Gilde controleert de kwaliteit van producten
B
Gilde bepaalt de prijs van producten
C
Leden van een Gilde helpen elkaar bij ziekte
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 40 - Quizvraag

Een ambacht is een beroep waarbij je dingen met je handen maakt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quizvraag

In ruil voor het helpen bij de kruistochten kreeg men aflaat.
Wat is aflaat?
A
een adellijke titel
B
kwijtschelding van zonden
C
een geld beloning
D
een heilige titel

Slide 42 - Quizvraag

Door de kruistochten kwamen christenen in contact met moslims. Wat hebben de christenen NIET overgenomen van de moslims?
A
Het spel 'schaken'
B
rekenen met tien cijfers (0-9)
C
omgaan met een kompas
D
Het verbouwen van aardappelen.

Slide 43 - Quizvraag

Hier staan landen van Europa. Horen ze wel of niet bij het rijk van Karel de Grote? 
Sleep ze naar de juiste plek.
Nederland
België
Frankrijk
Italië
Duitsland
Engeland
Niet
Wel

Slide 44 - Sleepvraag