Hoofdstuk 1 (les 2) nakijken/poster

Vandaag:
2e uur: Als iedereen H1 af heeft (al klaar met H1 dan deelopdracht 1.03 blz 222), terug kijken op de les van gisteren door de gemaakte vragen te doorlopen.
3e uur: In tweetallen deelopdracht 1.01 collage maken
4e uur: collage afmaken, uitwisselen met ander 2-tal, uitleggen en beoordelen.

timer
20:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Vandaag:
2e uur: Als iedereen H1 af heeft (al klaar met H1 dan deelopdracht 1.03 blz 222), terug kijken op de les van gisteren door de gemaakte vragen te doorlopen.
3e uur: In tweetallen deelopdracht 1.01 collage maken
4e uur: collage afmaken, uitwisselen met ander 2-tal, uitleggen en beoordelen.

timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

Terugkijken vorige les, met het nakijken van H1

Slide 2 - Tekstslide

1.02

Slide 3 - Tekstslide

1.02

Slide 4 - Tekstslide

1.02

Slide 5 - Tekstslide

1.02

Slide 6 - Tekstslide

1.02

Slide 7 - Tekstslide

1.02
Welke 3 andere interessante beroepen heb je opgeschreven?

Slide 8 - Tekstslide

1.03
a. 
  • Eerstelijnszorg = zorg waar je zonder verwijzing naartoe kunt gaan. Dit kan behandeling zijn door de huisarts, tandarts, fysiotherapeut, maatschappelijk werker 
  • Tweedelijnszorg = zorg waar je een verwijzing voor nodig hebt. Bijvoorbeeld onderzoek door specialisten, behandelingen bij revalidatie en bezoek aan een ziekenhuis.

Slide 9 - Tekstslide

1.03
b. De leerling geeft twee voorbeelden van eerstelijnszorg.               Voorbeelden kunnen zijn:
• fysiotherapie
• tandarts
c. De leerling geeft twee voorbeelden van tweedelijnszorg.                 Voorbeelden kunnen zijn:
• ziekenhuis
• psychiater

Slide 10 - Tekstslide

1.03
d. 
• Meneer Kleinen heeft last van zijn rug. Hij gaat naar de fysiotherapie. Dit valt onder: Eerstelijnszorg
• Mevrouw Barak moet worden opgenomen in het ziekenhuis voor een heupoperatie. Dit valt onder: Tweedelijnszorg
• Farida heeft kiespijn. Ze gaat naar de tandarts. Dit valt onder: Eerstelijnszorg

Slide 11 - Tekstslide

1.04 en 1.05
Voorbeelden van intramurale zorg zijn:
1. Ziekenhuis
2. Verpleeghuis
3. Instelling voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking

Voorbeelden van extramurale zorg zijn:
1. Thuiszorg
2. Kraamzorg
3. Thuisbegeleiding.


Slide 12 - Tekstslide

1.07
- Een zorgwoning is een zelfstandige woning die zeer geschikt is voor mensen met een beperking of voor ouderen. Zorgwoningen - ook wel aanleunwoningen genoemd- liggen naast of op een steenworp afstand van een zorginstelling. Wie in een zorgwoning woont, kan gebruikmaken van de voorzieningen van de naastgelegen zorginstelling, zoals het restaurant, de dagbesteding of personenalarmering.

 
- Een verpleeghuis is een instelling waar zorgvragers 24 uur per dag kunnen worden verpleegd. Verpleeghuiszorg is bedoeld voor mensen van alle leeftijden. In de praktijk wonen vooral ouderen in een verpleeghuis. Sommige verpleeghuizen hebben zich gespecialiseerd. Ze richten zich bijvoorbeeld op mensen met dementie of op mensen met hersenletsel.

Slide 13 - Tekstslide

1.08
a. Een zorgindicatie is een inschatting van de soort zorg en de hoeveelheid zorg die iemand nodig heeft.


b. De Wet Langdurige Zorg, afgekort als WLZ, is een Nederlandse wet die ervoor zorgt dat mensen die langdurig zorg nodig hebben, de hulp krijgen die ze nodig hebben. Deze wet is er speciaal voor mensen die door bijvoorbeeld een ziekte, handicap of ouderdom niet meer goed voor zichzelf kunnen zorgen.

Slide 14 - Tekstslide

1.08
c. Soorten zorg die onder de wet langdurige zorg valt is:
   
1. Verblijf in een zorginstelling, waaronder zorg, maaltijden, hulp in de huishouding en uitstapjes.
2. Persoonlijke verzorging en verpleging, zoals hulp bij het aankleden en wassen.
3. Medische zorg, zoals behandeling van de aandoening of beperking. Of een bezoek aan de huisarts, tandarts, fysiotherapeut of psycholoog.
4. Dagbesteding, zoals (sport)activiteiten.
5. Vervoer naar de plek van de dagbesteding of dagbehandeling.
6. Hulpmiddelen, zoals een rolstoel.

Slide 15 - Tekstslide

1.09
Voorbeelden zijn:
1. Erfelijke factoren, die leiden tot een syndroom. Een syndroom is een ziektebeeld met allerlei verschillende symptomen bij elkaar. Bijvoorbeeld: Syndroom van down - dit is een aangeboren afwijking, die ontstaat door een extra chromosoom. Dit leidt tot een verstandelijke beperking en lichamelijke kenmerken, zoals o.a. schuinstaande ogen met extra huidplooi, korte nek, korte ledematen, kleine mond met dikke tong.
2. Veel roken of heel veel drinken van de moeder tijdens de zwangerschap.
3. Hersenbeschadiging door een infectie van de moeder tijdens zwangerschap.
4. Zuurstoftekort tijdens de geboorte.
5. Hersenvliesontsteking, ongeluk (zoals bijna verdrinken) of een ziekte.

Slide 16 - Tekstslide

1.10
Voorbeelden zijn:
1. Een ziekte in de spieren of zenuwen.
2. Een (auto)ongeluk, waardoor iemand niet meer kan lopen.
3. Er gaat iets mis tijdens de zwangerschap. Zo kan bijvoorbeeld de ruggenwervel van de baby niet goed sluiten. Dit heet een open ruggetje, ook wel spina bifida genoemd.
4. Tijdens de bevalling krijgt de baby even geen zuurstof. De spieren kunnen daardoor verkrampen, waardoor spasme optreedt.

Slide 17 - Tekstslide

1.11

a. visuele beperking kan niet goed zien of is blind.

b. auditieve beperking kan niet goed horen of is doof.

Slide 18 - Tekstslide

1.13 begrippen

Slide 19 - Tekstslide

1.13 begrippen

Slide 20 - Tekstslide

Deelopdracht 1.01, blz 216/217/218
  • In 2-tallen.
  • Als je samen een organisatie hebt bedacht steek je je hand   op, docent beoordeeld jullie keuze.
  • Zoek informatie op internet en schrijf deze op in je boek
  • Maak een collage op A3-formaat.
  • Vragen? steek je hand op.
  • Klaar? steek je hand op. Ruilen met ander 2 tal en geef uitleg

Slide 21 - Tekstslide