Les 4 - Hoofdstuk 2 lezen: Tekstdoelen en tekstopbouw

Welkom ATL3D!
  • We zorgen voor een veilige leeromgeving
  • We laten elkaar uitpraten
  • We laten elkaar en elkaars spullen met rust
  • We letten op ons taalgebruik
  • Spullen compleet
Jas uit
Tas van tafel
Telefoon weg
Voordat de timer afgaat...:
- Log in op Lesson Up 
- Laptop, boek + schrift op tafel
timer
3:00
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom ATL3D!
  • We zorgen voor een veilige leeromgeving
  • We laten elkaar uitpraten
  • We laten elkaar en elkaars spullen met rust
  • We letten op ons taalgebruik
  • Spullen compleet
Jas uit
Tas van tafel
Telefoon weg
Voordat de timer afgaat...:
- Log in op Lesson Up 
- Laptop, boek + schrift op tafel
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
- Korte herhaling lezen hoofdstuk 1 
- Lezen hoofdstuk 2: tekstdoel en tekstverbanden 
- Zelfstandig werken / verlengde instructie 
- Bespreken opdrachten 
- Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen
Leesmanieren
Tekstopbouw

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen
Tekstdoel
Voorbeeld
Informeren
Nieuwsbericht, tekst in schoolboek
Uitleggen
Recept, handleiding, gebruiksaanwijzing
Mening geven
Artikel
Overtuigen
Betoog, recensie, ingezonden brief
Amuseren
Gedicht, blog, strip, verhaal
Activeren
Advertentie, flyer, poster

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesmanieren
6
Oriënterend lezen
Zoekend lezen
Grondig lezen
Waar gaat de tekst over? (onderwerp)

Past de tekst bij mijn leesdoel?

Titel -> Inleiding -> Tussenkopjes -> Plaatjes -> opvallend gedrukte woorden -> Bron
Je hebt een vraag en gaat in de tekst op zoek naar het antwoord.

Gebruik tussenkopjes, plaatjes en opvallend gedrukte woorden om snel het antwoord te kunnen vinden.
Je wil de tekst heel goed begrijpen. 


Na iedere alinea vat je even kort samen wat je hebt gelezen.

Moeilijke woorden? Stappenplan moeilijke woorden.

Slide 5 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen het leerdoel van de les hebben behaald.



Tekstopbouw
Tekst opbouw:
De meeste teksten bestaan uit een inleiding, middenstuk en slot

In het middenstuk schrijft de schrijver in verschillende alinea’s
over het onderwerp van de tekst.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je vindt op Marktplaats een scooter die je graag wilt. Wat is de reden (= tekstdoel) waarom de schrijver de advertentie heeft geplaatst?
A
Informeren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Mening weergeven

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoel: activeren
Als een schrijver wil dat je iets gaat doen. Hij wilt dat je actie onderneemt. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoel: 
Tekstsoort activeren:
- Reclamefolder/ advertentie
- Uitnodiging
- Oproep




Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kan je een soort tekst bedenken waarin de schrijver wil dat jij iets gaat doen?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoorbeeld: De schrijver informeert (=tekstdoel) over hoe gezond groenten voor peuters zijn, maar doet dit om de lezer te activeren (= tekstdoel) een product van Olvarit te kopen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wil de schrijver als zijn tekstdoel activeren is?
A
de schrijver wil informatie geven, iets nieuws laten weten
B
de schrijver wil een of meer meningen laten zien, de mening van de lezer vormen
C
de schrijver wil de lezer overhalen of aansporen iets te doen
D
de schrijver wil uitleg of instructie geven

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het tekstdoel is: activeren

Wat is de tekstsoort?
A
Een handleiding van de Ikea
B
Een betoog over een rookverbod
C
Een zelfhulpboek
D
Een uitnodiging naar een feestje

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is naast activeren vaak het belangrijkste tekstdoel van reclames?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschilt tussen de twee teksten? 
1 = Mijn fiets is kapot. Ik ben te laat aangekomen op school. Ik heb veel lesstof gemist. Ik heb een onvoldoende gehaald op de toets. 

2 = Mijn fiets is kapot. Hierdoor ben ik te laat gekomen op school. Ik heb veel lesstof gemist en daarom heb ik een onvoldoende gehaald op de toets. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschilt tussen de twee teksten? 
1 = Mijn fiets is kapot. Ik ben te laat aangekomen op school. Ik heb veel lesstof gemist. Ik heb een onvoldoende gehaald op de toets. 

2 = Mijn fiets is kapot. Hierdoor ben ik te laat gekomen op school. Ik heb veel lesstof gemist en daarom heb ik een onvoldoende gehaald op de toets. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden + signaalwoorden

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoord: daarnaast

Tekstverband:
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoord: toen

Tekstverband
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.
Tekstverband?
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van signaalwoorden en tekstverbanden?
A
De tekst leuker maken.
B
De tekst moeilijker maken.
C
Samenhang aanbrengen in alinea's.
D
De tekst makkelijker maken.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoord tegenstellend tekstverband
A
terwijl
B
ook
C
maar
D
bijvoorbeeld

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoord: zoals

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
doel-middel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-voorbeeld

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstverband geeft het signaalwoord "als ... dan" aan?
A
oorzaak - gevolg
B
doel - middel
C
voorwaarde
D
redengevend

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
Tekstverband: OPSOMMING
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het signaalwoord "ook" hoort bij tekstverband:
A
chronologisch
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
Tekstverband: VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In alinea 3 staat een combinatie van drie signaalwoorden.
Welk tekstverband wordt met deze woorden aangegeven?
A
opsomming
B
reden
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


  Op welk tekstverband wijst
  het signaalwoord dus?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken / verlengde instructie 
Wat
Blz. 102 - opdracht 2
Blz. 104 - opdracht 4
Hoe
Boek
Hulp
Verlengde instructie 
Tijd
15 minuten
Klaar?
Verder met de opdrachten 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot morgen!
Neem mee: opgeladen laptop, boek en schrift

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies