Lezen H2 deel 1

Lezen H2
Verbanden en signaalwoorden
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen H2
Verbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat geeft een chronologisch verband aan?

Slide 2 - Open vraag

Wat geeft een tegenstellend verband aan?

Slide 3 - Open vraag

Welke signaalwoorden horen bij een chronologisch verband?
A
om te beginnen, ook
B
eerst, nadat
C
maar, tegenover
D
bijvoorbeeld, neem nou

Slide 4 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?
A
bijvoorbeeld, neem nou
B
maar, tegenover
C
eerst, nadat
D
om te beginnen, ook

Slide 5 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellend verband?
A
maar, tegenover
B
bijvoorbeeld, neem nou
C
om te beginnen, ook
D
eerst, nadat

Slide 6 - Quizvraag

Maak een zin waarin een chronologisch verband voorkomt. Gebruik dus een signaalwoord voor een chronologisch verband in je zin.

Slide 7 - Open vraag

Maak een zin waarin een opsommend verband voorkomt. Gebruik dus een signaalwoord voor een opsommend verband in je zin.

Slide 8 - Open vraag

Maak een zin waarin een tegenstellend verband voorkomt. Gebruik dus een signaalwoord voor een tegenstellend verband in je zin.

Slide 9 - Open vraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 10 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 11 - Quizvraag


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 12 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 13 - Quizvraag


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 14 - Quizvraag

Lees de tekst en beantwoord daarna vraag.

Slide 15 - Tekstslide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 16 - Open vraag

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 17 - Sleepvraag

Slide 18 - Tekstslide


 Welk signaalwoord dat wijst o
 het tekstverband oorzaak-gevolg 
 staat in zowel zin 4 als 7?

Slide 19 - Open vraag