Schrijven: Zo veel mogelijk woorden op een blaadje die met bloed te maken hebben
timer
3:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Begintaak
Schrijven: Zo veel mogelijk woorden op een blaadje die met bloed te maken hebben
timer
3:00
Slide 1 - Tekstslide
B1 Bloed
Slide 2 - Tekstslide
Programma
Startopdracht
Lesdoelen
Theorie - Samenstelling van het bloed - Functies van het bloed
Herhaling lesdoelen
Huiswerk
Slide 3 - Tekstslide
Doelen
Je kan de samenstelling van bloed benoemen
Je kan de functies van het bloed benoemen
Je kan de functies van de verschillende bloedcellen uitleggen
Slide 4 - Tekstslide
Samenstelling van bloed
Vloeibaar - 55%
Bloedplasma
Vast - 45%
Rode bloedcellen
witte bloedcellen
bloedplaatjes
Slide 5 - Tekstslide
Bloedplasma (vloeibaar)
Bestaat voor 7% uit eiwitten en voor 91% uit water.
Eén van de plasma-eiwitten is fibrinogeen.
Dit eiwit speelt een rol bij de bloedstolling.
Slide 6 - Tekstslide
Rode bloedcellen
Vervoeren zuurstof
Hebben geen kern
Bevatten hemoglobine
Hebben een vaste vorm
Slide 7 - Tekstslide
Witte bloedcellen
Doden ziekteverwekers
Hebben WEL een celkern
Hebben geen vaste vorm
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Bloedplaatjes
Zijn uiteengevallen cellen
Functie: bloedstolling
Hebben geen celkern
Trombose: als bloed in het bloedvat stolt
Slide 10 - Tekstslide
Functies van bloed
Het vervoeren van allerlei stoffen door het lichaam.
- Voedsel
- Zuurstof - Afvalstoffen zoals koolstofdioxide
- Warmte
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Doelen (Herhaling)
Je kan de samenstelling van bloed benoemen
Je kan de functies van het bloed benoemen
Je kan de functies van de verschillende bloedcellen uitleggen
Slide 13 - Tekstslide
Rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes
Schrijf van iedere bloedcel de belangrijkste kenmerken op in je aantekenschrift.
Zie blz. 185 - 187
- Functie
- Celkern
- Vorm
timer
5:00
Slide 14 - Tekstslide
Maak:
Opdracht 4 op bladzijde 189
We bespreken samen de antwoorden over 5 minuten
timer
6:00
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
Wat is waar over het bloed?
A
Het bloed vervoert voedingsstoffen.
B
Het bloed vervoert afvalstoffen.
C
Het bloed vervoert zuurstof.
D
A,B en C zijn waar.
Slide 18 - Quizvraag
"In mijn bloed zit altijd Fibrinogeen"
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Een bloeddonor is iemand die...
A
bloed geeft
B
bloed ontvangt
Slide 20 - Quizvraag
Welk type bloedcellen vervoeren zuurstof?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma
Slide 21 - Quizvraag
Welk onderdeel is het zwaarst?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma
Slide 22 - Quizvraag
Waaruit bestaat bloedplasma voornamelijk?
A
eiwitten
B
water
C
zouten
D
zuurstof
Slide 23 - Quizvraag
Onderdeel 2 is een...?
A
rode bloedcel
B
witte bloedcel
C
bloedplaatje
D
bloedplasma
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de functie van bloedplaatjes?
A
Heeft geen functie
B
Ziekteverwekkers bestrijden
C
Stolling van het bloed
D
Zuurstof vervoeren
Slide 25 - Quizvraag
Sommige soorten slangengif kunnen stolling van het bloed in de bloedvaten tot gevolg hebben. Welke bloeddeeltjes spelen de belangrijkste rol bij de bloedstolling?
A
De bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
Slide 26 - Quizvraag
Witte bloedcellen kunnen zich door de wand van een bloedvat bewegen. Rode bloedcellen kunnen dit niet. Waarom kunnen witte bloedcellen dit wel?