In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H3 water en lucht
paragraaf 2 thermometers
Slide 1 - Tekstslide
Voorkennis
Slide 2 - Tekstslide
Welke temperatuurschalen ken je al?
(In Welke eenheid meten we in Nederland de temperatuur? En in Engeland of Amerika? En hoe zit dat nu met de schaal die in de wetenschap wordt gebruikt?)
Slide 3 - Woordweb
paragraaf 2 thermometers
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Herhaling paragraaf 1
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
deeltjesmodel
Alle moleculen van een stof trillen/bewegen. Als je een stof verwarmt, dan gaan deze deeltjes steeds harder trillen en botsen ze, waardoor ze zich verder uit elkaar gaan bevinden.
Als een stof zich in de vaste vorm bevindt, dan zitten de deeltjes vast in een rooster op een vaste plaats en kunnen ze alleen op hun plaats trillen. (ruimte tussen de moleculen is erg klein)
Als een stof zich in de vloeibare fase bevindt, dan gaan de deeltjes ook van hun plaats af bewegen en botsen. (ruimte tussen de moleculen is iets groter)
Als een stof zich in de gasvormige fase bevindt, dan bewegen de deeltjes zich op zijn snelst en botsen ze erg hard. (ruimte tussen de moleculen is erg groot)
Slide 10 - Tekstslide
Wanneer je een stof verwarmt, dan…..
A
Gaan de moleculen (deeltjes) dichter bij elkaar zitten
B
Blijven de moleculen (deeltjes) hetzelfde en op dezelfde afstand van elkaar
C
Gaan de moleculen (deeltjes) verder uit elkaar bewegen.
Slide 11 - Quizvraag
Wanneer je een stof afkoelt, dan…..
A
Gaan de moleculen (deeltjes) dichter bij elkaar zitten
B
Blijven de moleculen (deeltjes) hetzelfde en op dezelfde afstand van elkaar
C
Gaan de moleculen (deeltjes) verder uit elkaar bewegen.
Slide 12 - Quizvraag
Paragraaf 2 vervolg
Slide 13 - Tekstslide
absolute nulpunt
Moleculen gaan sneller bewegen wanneer de temperatuur toeneemt. Wanneer de temperatuur dus afneemt, dan neemt de bewegingssnelheid van de moleculen af. Meneer Kelvin ontdekte dat hij de moleculen zo ver af kon koelen dat ze niet meer bewogen. Kouder dan deze temperatuur kan het dus niet worden. De koudste temperatuur mogelijk is -273 graden Celsius, omdat het niet kouder kan worden dan deze temperatuur noemde hij dit het absolute nulpunt en gaf dit de waarde
0 Kelvin.
-273 graden Celsius = 0 Kelvin
0 graden Celsius = 273 Kelvin
Slide 14 - Tekstslide
omrekenen Kelvin
Graden Celsius —> Kelvin
Kelvin —> Graden Celsius
+273
-273
Slide 15 - Tekstslide
omreken oefening
-273 graden Celsius = 0 Kelvin
0 graden Celsius = 273 Kelvin
25 graden Celsius = .............. Kelvin
-7 graden Celsius = ............... Kelvin
............... graden Celsius = 283 Kelvin
............... graden Celsius = 375 Kelvin
Slide 16 - Tekstslide
Antwoorden omreken oefening
-273 graden Celsius = 0 Kelvin
0 graden Celsius = 273 Kelvin
25 graden Celsius = 298 Kelvin
-7 graden Celsius =266 Kelvin
10 graden Celsius = 283 Kelvin
102 graden Celsius = 375 Kelvin
Slide 17 - Tekstslide
Het absolute nulpunt is:
A
0 graden Celsius
B
- 273 Kelvin
C
-273 graden Celsius
D
Geen van deze antwoorden is juist
Slide 18 - Quizvraag
100 graden Celsius = ? Kelvin Alleen getal noteren
Slide 19 - Open vraag
18 graden Celsius = ? Kelvin Alleen getal noteren
Slide 20 - Open vraag
-5 graden Celsius = ? Kelvin Alleen getal noteren
Slide 21 - Open vraag
? graden Celsius = 307 Kelvin Alleen getal noteren