V1 WEEK 4 chap. 2 Bron H (ne ...pas) + F (huiswerk)

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

STARTKLAAR
- ga rustig op je vaste plek zitten.
- doe je jas uit.
- pak je etui en je boek.
- doe je tas op de grond.
- doe je telefoon in het ZAKKIE en doe je zakkie in je TAS.
- als de timer is afgelopen, stop je met praten en begint de les.


timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Plattegrond ZH1A

Slide 3 - Tekstslide

Plattegrond ZH1B

Slide 4 - Tekstslide

Plattegrond ZV1A

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen week 3
1. R Ik ken 10 woorden die met eten en drinken te maken hebben.
2. T1 Ik kan een menukaart begrijpen.
3. R Ik kan een regelmatig werkwoord op ER gebruiken.
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 6 - Tekstslide

Vorige les

Slide 7 - Woordweb

kernwoorden
regelmatig
stam
infinitief
uitgang
heel werkwoord
persoonsvorm
onderwerp
e
es
e
ons
ez
ent
regel toepassen

Slide 8 - Tekstslide

Elle ........... une belle chanson.
A
chante
B
chantes
C
chantons
D
chantent

Slide 9 - Quizvraag

Vous ...... au restaurant ce soir?
A
mange
B
mangent
C
manges
D
mangez

Slide 10 - Quizvraag

Tu ..... ta mère à la cuisne.
A
aide
B
aident
C
aides
D
aidez

Slide 11 - Quizvraag

Les mots de la semaine 50
La glace
Aimer – Détester - préférer
Commencer
L’addition
Je prends
Manger
La carte
Pour moi
Mais
Beaucoup
Il fait chaud
J’ai faim
J’ai soif

het ijsje
lekker vinden - een hekel hebben aan, liever hebben
beginnen
de rekening
ik neem
eten
de kaart
voor mij
maar
veel
het is warm
ik heb honger
ik heb dorst

Slide 12 - Tekstslide

Les mots de la semaine 2
Organiser
Payer
Demander
chercher
Bon appétit
Inviter
rentrer
(dans une) Heure
Ça coute
Le fromage
Le jambon
Le coca

organiseren
betalen
vragen
zoeken
eet smakelijk
uitnodigen
thuiskomen
over een uur
het kost
de kaas
de ham
de cola

Slide 13 - Tekstslide

Les mots de la semaine 3
s'il vous plaît
merci
voilà
la viande
le poulet
le poisson
aimer
au revoir
là-bas
la crêpe
le supermarché
c'est bon
alstublieft
dank u wel
alstublieft (als je iemand iets geeft)
het vlees
de kip
de vis
houden van, lekker vinden, leuk vinden
tot ziens
daar
de pannenkoek
de supermarkt
het is lekker

Slide 14 - Tekstslide

blz. 58

Slide 15 - Tekstslide

Chapitre 2
Bron A Luistervaardigheid
Les mots de la semaine 50
Bron B Leesvaardigheid
Les mots de la semaine 2
Bron C Phrases clés 
Les mots de la semaine 3
ww. op er
Bron F Leesvaardigheid
Les mots de la semaine 4
Bron G Phrases clés
Les mots de la semaine 5
Bron H de ontkenning

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen week 4
1. R Ik ken 10 woorden die met eten en drinken te maken hebben.
2. Ik kan iets te eten en te drinken bestellen op een terras.
3. T1 ik kan een zin ontkennend maken.
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 17 - Tekstslide

Les mots de la semaine 4
le magasin
il y a
seulement
chercher - trouver
souvent
acheter
nouveau
faire les magasins
passer
la boulangerie
regarder
de winkel
er is, er zijn
maar, slechts
zoeken - vinden
vaak
kopen
nieuw
shoppen, winkelen
doorbrengen
de bakkerij
kijken

Slide 18 - Tekstslide

Phrases clé À la terrasse

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

ex. 15

Slide 21 - Tekstslide

Bron H
Ik kan een zin ontkennend maken

Slide 22 - Tekstslide

een ontkenning

Slide 23 - Tekstslide

Deze ontkenning ga je leren toepassen

Ik ga niet naar het schoolfeest.
wij hebben geen huisdieren.


Slide 24 - Tekstslide

Maar ook nog:

Hij wil nooit mee naar het zwembad.
Zij hebben nog geen bericht ontvangen.
Wij kennen niemand op dit feestje.
Jij hebt niets gedaan!
Ik ga nog niet naar school.

Slide 25 - Tekstslide

De ontkenning

Slide 26 - Tekstslide

niet / geen
ne.....pas

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

de ontkenning omhelst de...
persoonsvorm

Tu chantes très bien.
Tu ne chantes pas très bien.

Slide 29 - Tekstslide

p. 89

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Maak zinnen zoals het voorbeeld. Gebruik de ontkenning ne...pas.

Slide 35 - Tekstslide

Maak de zin ontkennend:
Nous chantons dans un groupe de rock.

Slide 36 - Open vraag

Hoe vertaal ik niet en geen in het Frans?

Slide 37 - Open vraag

Waarom moet je eerst de persoonsvorm zoeken als je een zin ontkennend wilt maken?

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide

Bron F
ex. 23b, 24abc, 25ab
+ les mots de la semaine 4

Slide 40 - Tekstslide

Kijk naar de foto's en onderstreep het juiste woord. Wat koop je waar?

Slide 41 - Tekstslide

Lees de tekst helemaal en kies de juiste persoon.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 47 - Tekstslide

Controlevragen
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 48 - Quizvraag

Nabespreking

Slide 49 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 50 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 51 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 52 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 53 - Open vraag