Deze leerdoelen horen bij de tekst op pagina 106 t/m 110
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Functie van de nieren
Uit het lichaam (bloed) verwijderen van afvalstoffen (zoals ureum), overtollige zouten, overtollig water en lichaamsvreemde stoffen (afbraakproducten van medicijnen).
Slide 6 - Tekstslide
Bouw van de nieren
In de buikholte, bloedtoevoer door de nierslagader (1L/min), afvoer door de nierader.
Urineleiders voeren
aangemaakte urine
af naar blaas
Blaas voert urine af
door de urinebuis/ plasbuis
Slide 7 - Tekstslide
Bouw van de nieren
Nier bestaat uit nierschors,
niermerg en nierbekken.
Een functionele eenheid
van een nier heet nefron
Slide 8 - Tekstslide
Bouw van de nieren
Je hebt in elke nier 1,3 miljoen
nefronen.
Nefron begint in de schors,
lus naar het merg, terug naar
de schors en dan richting
nierbekken.
Slide 9 - Tekstslide
Glomerulus (bundel haarvaten) binnen een kapsel van Bowman
--> hierin ontstaat zo'n 180 L voorurine per dag, waarvan 99% weer terug naar het bloed gaat.
Slide 10 - Tekstslide
biologiepagina.nl
Slide 11 - Link
biologiepagina.nl
Slide 12 - Link
Vormen van transport in nieren
Gefaciliteerd transport: via eiwitpoorten.
Passief: kost geen energie (ATP) = Diffusie en Osmose
Actief: kost energie (ATP)
Slide 13 - Tekstslide
Gefaciliteerd Cotransport
Bij cotransport gaanmeerdere stoffen door dezelfde poort, gecombineerd.
Symport: stoffen gaan dezelfde kant op
Antiport: stoffen gaan tegengestelde kanten op
Slide 14 - Tekstslide
Passief transport
Diffusie = transport met de concentratiegradiënt mee.
Bij ionen ook in in de richting van tegengestelde lading.
Slide 15 - Tekstslide
Actief transport
Transport van stoffen tegen een concentratiegradiënt in, kost energie (ATP)
Slide 16 - Tekstslide
Secundair actief transport
Wanneer het transport
afhankelijk is van een
investering van
energie elders
(glucose) heet dit ook
wel secundair actief
transport.
Slide 17 - Tekstslide
Kapsel van Bowman/ glomerulus
Haarvaten in het kapsel van Bowman zijn sterk vertakt: glomerulus.
Haarvaten hebben poriën-> er kan in korte tijd veel bloedplasma door.
Extra hoge bloeddruk in de glomerulus door verschil diameter tussen aan- en afvoerend slagadertje
--> ultrafiltratie
Slide 18 - Tekstslide
Kapsel van Bowman/ glomerulus
In het filtraat/ de voorurine zitten: water, glucose en andere voedingsstoffen, zouten, ureum, andere afvalstoffen.
Bloedcellen, bloedplaatjes, plasma-eiwitten, micellen blijven in het bloed.
Slide 19 - Tekstslide
Voorurine -> urine
In het filtraat/ de voorurine zitten: water, glucose, zouten, ureum, andere afvalstoffen.
1. Glucose, aminozuren, vitaminen en andere voedingsstoffen moet weer terug in de bloedbaan.
2. Water en zouten moeten deels weer terug in de bloedbaan.
3. Ureum en andere afvalstoffen moeten in de voorurine blijven.
4. Extra H+ ionen moeten naar de voorurine (om te voorkomen dat bloed te zuur wordt)
Slide 20 - Tekstslide
BINAS 85C
en blz. 108 bron 24
Slide 21 - Tekstslide
In het eerste gekronkelde nierbuisje vindt terugresorptie (reabsorptie) plaats.
Actief transport:
glucose, aminozuren, vitamines, hormonen, K+, Na+ en Cl- ionen terug naar het bloed.
Slide 22 - Tekstslide
Passief transport
Door osmose volgt het water (in de richting van de hoogste concentratie stoffen/ colloïd osmotische druk)
80% van het water uit de voorurine gaat hierdoor al terug naar het bloed.
Slide 23 - Tekstslide
Cellen van de nierwand geven NH3 af, dit vormt in de voorurine NH4+ (met een H+ ion, actief transport) wat dan niet meer terug kan.
-> bloed minder zuur maken.
Slide 24 - Tekstslide
Lis van Henle - dalende been
Cellen in dit deel bevatten veel waterkanalen en geen transportkanalen voor andere stoffen.
Osmose zorgt voor terugresorptie water in de weefselvloeistof .
Hoe dieper in het niermerg, hoe hoger de osmotische waarde van de omgeving.
Slide 25 - Tekstslide
Osmotische waarde in de nier
= Laag in de nierschors
(ongeveer gelijk aan
bloedplasma en
weefselvloeistof).
= Hoog het het niermerg
Slide 26 - Tekstslide
Lis van Henle - stijgende been
Dun deel: passief transport Na+ en Cl- naar buiten: osmotische waarde weefselvloeistof stijgt/ voorurine daalt.
In dit deel wordt ook ureum uit de weefselvloeistof gehaald.
Slide 27 - Tekstslide
Lis van Henle - stijgende been
Dikke deel: actief transport van Na+ via symport samen met en Cl- (volgt door lading)
Géén transport van water uit stijgende been!
Slide 28 - Tekstslide
Tweede gekronkelde nierbuisje
Actief transport via antiport van 2K+ naar binnen (ín de voorurine), 3Na+ naar buiten (naar weefsel/ bloed).
Slide 29 - Tekstslide
Tweede gekronkelde nierbuisje
Water volgt door osmose.
Actieve opname H+ in voorurine en afgifte van HCO3- reguleren pH van het bloed
Slide 30 - Tekstslide
Verzamelbuisje
Waterkanalen zorgen voor terugstromen water in het bloed.
Door de osmotische gradiënt blijft dit gebeuren van schors tot merg.
Slide 31 - Tekstslide
Verzamelbuisje
Onderste deel is permeabel voor ureum. Hierdoor wordt de osmotische waarde van het niermerg hoog gehouden.
Actieve uitscheiding van NaCl
-> osmotische waarde weefselvloeistof stijgt -> terugresorptie van water via osmose
Slide 32 - Tekstslide
Leerdoelen 11.5 deel 2
Je leert hoe het tegenstroomprincipe in je nieren werkt
Je leert hoe hormonen de water- en zouthuishouding van je lichaam regelen
Je leert hoe hormonen je bloeddruk aanpassen
Deze leerdoelen horen bij de tekst op pagina 110 en 111
Slide 33 - Tekstslide
Tegenstroompricipe
Het bloed rond het nier-
buisje loopt de andere
kant op dan de voorurine.
Dit bevorderd de terug-
resorptie van water.
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Leg uit wat het voordeel is van een tegenstroomprincipe
Slide 36 - Open vraag
Slide 37 - Video
Opdracht
Teken de regelkring van de regeling van de osmotische waarde van het interne milieu met behulp van ADH
Gebruik eventueel ook nog de volgende dia (bron 27)
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Opdracht: oefening figuurlezen
Leg bij de vorige dia uit hoe je na veel transpiratie met zoutverlies zoveel mogelijk zout in het interne milieu kan houden.
Controleer je antwoord met de volgende twee dia's
Slide 40 - Tekstslide
Zoutregeling via hormonen - Renine en aldosteron
- Er is een te laag zoutgehalte in het bloed (te lage osmotische waarde).
- Hierdoor verlaagt de bloeddruk en verhoogt de afgifte van renine
- dit stimuleer de aanmaak van angiotensine II
- Dit verhoogt de afgifte van Aldosteron in de bijnierschors.
- Terugresorptie van Na+ neemt toe
- Je lichaam houdt dus meer NA+ vast
(Zie BINAS 89A, 89C en 85D)
Slide 41 - Tekstslide
Tweede gekronkelde nierbuisje
Aldosteron bevordert de werking van de Na/K pompen in het tweede gekronkelde nierbuisje.
Hoe meer Aldosteron hoe meer zout er uit de voorurine wordt gehaald en terug naar het bloed wordt gepompt.
Slide 42 - Tekstslide
Tweede gekronkelde nierbuisje
Actief transport via antiport van 2K+ naar binnen (ín de voorurine), 3Na+ naar buiten (naar weefsel/ bloed).
Slide 43 - Tekstslide
Hormonen - Bloeddruk
Renine en ADH zijn ook betrokken bij het regelen van de bloeddruk. Veel water vasthouden betekent een hogere bloeddruk.
Veel water verliezen betekent een lagere bloeddruk -> plaspillen
In de volgende uitlegvideo wordt de regeling van de bloeddruk door zowel het bloedvatenstelsel als het uitscheidingsstelsel uitgelegd.