The Future Tense

Future
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Future

Slide 1 - Tekstslide

4 manieren
am / are / is + going to + werkwoord
 will/shall + werkwoord
Present simple
Present continuous

Slide 2 - Tekstslide

am/ are/ is + going to + stam
Wanneer? 
- Als iets al gepland staat
I am going to visit Bob tomorrow.
- Je hebt bewijs/je ziet dat iets gaat gebeuren
I can see that it is going to rain.

Slide 3 - Tekstslide

Will/shall + stam
Will: Wanneer? 
- Als je iets besluit op het moment van spreken.
"Hey, there is no milk." I will get some milk.
- Bij een wens, veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek of voorspelling. 

Shall: Wanneer? 
- Bij vraagzinnen met als onderwerp I en we.
Shall I go to the supermarket? 

Slide 4 - Tekstslide

Present simple
Wanneer? 
Als iets gaat gebeuren volgens een vast tijdschema 
The train leaves at 13.00 pm.
Vorm: 
stam of stam + s
don't + stam of doesn't + stam
Do + stam of Does + stam


Slide 5 - Tekstslide

Present continuous
Wanneer? 
Dingen die al gepland zijn en vrijwel zeker gaan gebeuren.
Tommy is visiting his grandmother tomorrow.



Slide 6 - Tekstslide

Match the example to the name 
Present simple
Present continuous
Future with will
Future with going to
Future continuous
I'm going to study really hard for this test
This time next week I will be lying on the beach
The summer holiday starts on the 24th of July. 
Hang on, I'll help you with that. 
My sister is getting married next week. 

Slide 7 - Sleepvraag

Match the use to the name 
Present simple
Present continuous
Future with will
Future with going to
Future continuous
Dingen die al vaststaan, door een ander geregeld. 
Dingen die op een bepaald moment in de toekomst bezig zullen zijn 
Beloftes, voorspellingen zonder bewijs, dingen die je nu beslist en meteen gaat doen. 
Gebeurtenissen in de toekomst waarvoor al dingen geregeld / afgesproken zijn 
Plannen zonder dat er iets geregeld is, voorspellingen met bewijs

Slide 8 - Sleepvraag

Dus: 

Kun je het opzoeken op internet of in een schoolgids? Present simple. 

Zijn er al dingen geboekt, geregeld, betaald, afgesproken? Present continuous. 

Zijn het plannen, of voorspellingen waar je bewijs voor hebt? Going to - future 

Zijn het beloftes, voorspellingen zonder bewijs, dingen die nu beslist worden en meteen gebeuren? Future with will. 

Zal het op een bepaald moment in de toekomst aan de gang zijn? Present Continuous 

Slide 9 - Tekstslide

Which form of the future is correct here?
A
Do you think she is going to come soon?
B
Do you think she will come soon?

Slide 10 - Quizvraag

Choose the right form of the future.
I (meet) him at seven at the cinema.
A
will meet
B
am going to meet
C
'm meeting
D
meet

Slide 11 - Quizvraag

Which form of the future is correct here?
A
In the new year I'm going to stop eating so much junk.
B
In the new year I will stop eating so much junk.

Slide 12 - Quizvraag

Which form of the future should be used here?
A
She has a yoga class tomorrow morning.
B
She is having a yoga class tomorrow morning.

Slide 13 - Quizvraag

Fill in a form of the future:
Look at the sky! It ____ (rain) soon!
A
will
B
going to rain
C
will rain
D
is going to rain

Slide 14 - Quizvraag

Fill in the correct form of the future: School _________ at 4 pm.
A
ends
B
is ending
C
will end
D
is going to end

Slide 15 - Quizvraag

Which form of the future is correct here?
A
My grandparents visit us this Easter.
B
My grandparents are visiting us this Easter.

Slide 16 - Quizvraag

Fill in a form of the future:
I promise, I ____ (be) on time.
A
will
B
am going to
C
will be
D
am going to be

Slide 17 - Quizvraag

Shall/ will + verb:
1. Gaat de actie zeker door bij de future in deze form?
A
Nee (niet waarschijnlijk)
B
Ja (waarschijnlijk)

Slide 18 - Quizvraag

Now what? 
  • Work in groups of three or four  
  • You'll get one set of Story Cubes 
  • Divide the cubes equally
  • One person controls a timer
  • Roll the dice (only one at a time) 
  • Talk about the object on the cube for thirty seconds
  • Use at least 2 of the 4 Future tenses
  • Then the next person rolls the dice and continues the story
 

Slide 19 - Tekstslide

I ______ (visit)my grandmother next week. She just called.
A
am going to visit
B
will visit
C
shall visit

Slide 20 - Quizvraag

______ you _____ (open) the door for me, please?
A
Will you open
B
Shall you open
C
Are you going to open

Slide 21 - Quizvraag

_____ we ____(go) to the cinema later?
A
Will we go
B
Are we going to go
C
Shall we go

Slide 22 - Quizvraag

Look at the clouds! I think it ______ (rain).
A
will rain
B
shall rain
C
is going to rain

Slide 23 - Quizvraag

The train ______ (leave) at 14.00 p.m.
A
is going to leave
B
will leave
C
leaves

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video