In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Deutschstunde 11. Mai
Kamera einschalten
Mikrofon ausschalten
Ergänze den LessonUp-Code
Öffne das Buch auf Seite 167
Slide 1 - Tekstslide
Das Programm
Wiederholung Grammatik
Lesen
Lernziele:
Du beherrscht die Grammatik ABC
Du kannst verschiedene Lesestrategien anweden
Slide 2 - Tekstslide
Grammatik ABC
herhalen grammatica Steigerungsstufen
herhalen wederkerende werkwoorden en voornaamwoorden in het Duits
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Umlaut in vergrotende en overtreffende trap
hoofdregel
extra -e in de overtreffende trap
onregelmatig
schwarz
kalt
blau
viel
hoch
richtig
langsam
bald
rot
breit
scharf
heiß
Slide 5 - Sleepvraag
Slide 6 - Tekstslide
Welk woord van vergelijking gebruik je?
"Die Jungen sind.............. alt."
A
als
B
wie
C
eben wie
D
gleich
Slide 7 - Quizvraag
Die Jungen sind gleich alt.
Slide 8 - Tekstslide
Er ist schneller .... ich.
A
als
B
wie
C
gleich
Slide 9 - Quizvraag
Er ist schneller als ich.
Slide 10 - Tekstslide
Es ist heute so kalt ... gestern.
A
als
B
wie
C
gleich
Slide 11 - Quizvraag
Es ist heute so kalt wie gestern.
Slide 12 - Tekstslide
Een wederkerend werkwoord
heeft een wederkerend voornaamwoord, zoals ‚zich‘
Voorbeelden: sich irren = zich vergissen
sich benehmen = zich gedragen sich anziehen = zich aankleden
Slide 13 - Tekstslide
Wederkerend werkwoord 'sich beeilen" (= haasten)
ich beeil emich ik haast me du beeil stdich jij haast je er/sie/es beeil t sich hij/zij/het haast zich wir beeil enuns wij haasten ons ihr beeil t euch jullie haasten je sie/Sie beeil ensich zij haasten zich/ u haast zich
Slide 14 - Tekstslide
Wiederholungsaufgabe
Slide 15 - Tekstslide
Vervoeg 'sich setzen' in de 'wir'-vorm
Slide 16 - Open vraag
Vervoeg 'sich freuen' in de 'Sie'-vorm
Slide 17 - Open vraag
Vervoeg: 'sich duschen' (= zich verheugen) in de 'ich'-vorm
Slide 18 - Open vraag
Wederkerend werkwoord + lijdend vw.
Ich ziehe mich an (= ik kleed mij aan) Maar je kunt ook aangeven wat je aantrekt: Ich ziehe mirdas Kleid an
mir = wederkerende deel van het werkwoord (3e naamval) das Kleid = lijdend voorwerp > 4e naamval In zo‘n geval veranderen alleen de vorm bij: ich > mir du > dir
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Wiederholungsaufgabe
Slide 21 - Tekstslide
Ich bewerbe...
A
mich
B
mir
Slide 22 - Quizvraag
Ich wasche... die Hände.
A
mich
B
mir
Slide 23 - Quizvraag
Du putzt ... die Zähne.
A
dich
B
dir
Slide 24 - Quizvraag
Wederkerend werkwoord + lijdend vw.
Ich ziehe mich an (= ik kleed mij aan) Maar je kunt ook aangeven wat je aantrekt: Ich ziehe mirdas Kleid an
mir = wederkerende deel van het werkwoord (3e naamval) das Kleid = lijdend voorwerp > 4e naamval In zo‘n geval veranderen alleen de vorm bij: ich > mir du > dir