Geld lenen kost geld! 3.3

Geld lenen kost geld! 3.3
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 7 min

Onderdelen in deze les

Geld lenen kost geld! 3.3

Slide 1 - Tekstslide

Een lening kost geld!
 •  Een geleend bedrag noem je krediet of kredietsom. Het terug betalen ervan noem je aflossen.  

•  Als je je krediet hebt betaald krijg je daarboven op ook nog rente. Als je wat meer hebt terug betaald dan dat je hebt geleend zijn dat kredietkosten.

                                                            

 


Slide 2 - Tekstslide

Waarom zou je lenen?
 • Als je geld leent betekent dat dat je gebruik maakt van geld  van anderen. Door te lenen haal je koopkracht naar voren.

• Als je iets een (internet) winkel koopt heb je vaak de mogelijkheid om je aankoop in termijnen af te betalen. Dat noem je kopen of afbetaling.

Slide 3 - Tekstslide

Door te lenen haal je .... naar voren.
A
kredietkosten
B
koopkracht
C
krediet
D
koop op afbetaling

Slide 4 - Quizvraag

Leenmotieven!
Je hebt verschillende redenen om te lenen. Dat noem je leenmotieven. De 4 belangrijkste zijn:

1 Je hebt tijdelijk geld tekort.
2 Je wil een dure aankoop doen maar je hebt het geld nog niet.
3 Je hebt onverwacht dringend geld nodig bijv voor wasmachine.
4 Je koopt een woning. Het bedrag is te groot om in 1 keer te betalen.

Slide 5 - Tekstslide

Verschillende
leenmotieven

Slide 6 - Woordweb

Wat voor lening kies je?
Je kunt geld lenen voor een consumptiegoed, zoals een nieuwe auto of keuken. Zo'n lening noem je een consumptief krediet. Daarbij kun je kiezen uit verschillende kredietvormen zoals: 
Persoonlijke lening: Je betaalt elke maand een vast bedrag terug.
Doorlopend termijn:  Geld opnemen en terug betalen wanneer jij dat wilt binnen de kredietlimiet.
Salariskrediet: Je mag rood staan op je betaalrekening.


Slide 7 - Tekstslide

Noem één van de
3 kredietvormen.

Slide 8 - Open vraag

Hoe heet een lening als je geld leent voor een consumptiegoed?

Slide 9 - Open vraag

kredietkosten
kredietkosten = termijnbedrag x aantal termijnen - krediet
Voorbeeld:  € 7.000 en betaalt dit in 80 maandelijkse termijnen van € 110.
Je betaald € 110 x 80 = 8.800 
De lening is € 7.000 
De kredietkosten zijn € 8.800 - 7.000 = 1.100 


Slide 10 - Tekstslide

Welke berekening hoort bij
kredietkosten?
A
termijnbedrag – krediet x aantal termijnen
B
krediet X aantal termijnen – termijn bedrag
C
aantal termijnen X krediet – termijnbedrag
D
Termijnbedrag X aantal termijnen – krediet

Slide 11 - Quizvraag

Een geleend bedrag noem
je ook wel?
A
krediet
B
rente
C
geleende bedrag
D
consumptief krediet

Slide 12 - Quizvraag