Week 3 grammatica uitleg hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Hulpwerkwoord

Zelfstandig werkwoord
Woordsoorten
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Hulpwerkwoord

Zelfstandig werkwoord
Woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden: 
     
     X                                                         X                                X
Ik at een koekje                             Ik heb een koekje gegeten       
    zww                                                 hww                        zww
       

Slide 4 - Tekstslide

Het belangrijkste werkwoord van de zin is een...?
timer
0:10
A
HWW
B
ZWW

Slide 5 - Quizvraag

Er kan maar 1 HWW in de zin staan.
timer
0:10
A
juist
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

Als je twee of meer werkwoorden hebt in de zin dan is de persoonsvorm ALTIJD een ...
timer
0:10
A
HWW
B
ZWW

Slide 7 - Quizvraag

Ik zwem graag baantjes.
zwem = ...
timer
0:10
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb veel gefietst.
gefietst = .....
timer
0:10
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 9 - Quizvraag


Hoeveel zelfstandige werkwoorden kunnen er in een zin staan?
A
1
B
2
C
3

Slide 10 - Quizvraag

Er staat altijd een HWW in de zin.
A
juist
B
fout

Slide 11 - Quizvraag