In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
10 min lezen!
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag:
- Fictie
- Nieuwe begrippen (tijd)
Aan het eind van de les ken je 4 nieuwe begrippen en kun je deze herkennen in je eigen boek!
Slide 2 - Tekstslide
Wat is 'fictie' ook alweer?
Slide 3 - Open vraag
Welk boek (fictie) lees jij nu?
Slide 4 - Open vraag
Wat is geen 'fictie'?
A
Een krantenartikel uit de Tubantia
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
Het boek over het leven van Enzo Knol
D
Een stripverhaal
Slide 5 - Quizvraag
Fictie: Tijd
Historische tijd: In welke tijd speelt het verhaal zich af.
Herkennen aan:
voorwerpen, omgangsvormen, taalgebruik
Slide 6 - Tekstslide
Aan welke voorwerpen kun je de 'moderne tijd' herkennen? Historische tijd = moderne tijd
Slide 7 - Open vraag
Tijd
Vertelde tijd: Tijdsduur die in een verhaal wordt beschreven.
Dag / week / maand / jaar / jaren
(Tijdsprong)
Slide 8 - Tekstslide
Tijdversnelling
Tijdversnelling = tijdsprong
Een periode wordt in een paar woorden samengevat
of
'Drie weken later voelde hij zich opeens veel beter'
Slide 9 - Tekstslide
Tijdvertraging
Ook kunnen schrijvers kiezen om een gebeurtenis heel langzaam te vertellen. Langer dan dat hij in werkelijkheid zou duren. (gedachte personage weergeven of ruimte heel nauwkeurig beschrijven)
Slide 10 - Tekstslide
Waarom maakt een schrijver gebruik van tijdsvertraging denk je?
A
Om het verhaal op te vullen
B
Om het spannend te maken
C
Dit heeft geen reden
D
Om het saaier te maken
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de historische tijd van jouw boek, hoe weet je dit?
Slide 12 - Woordweb
Ga in je eigen boek op zoek naar een tijdsversnelling of -vertraging. Heb je dit gevonden? Typ dit stukje over uit je boek.