Zintuigen

Zintuigen
Leerpad 10
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
AfpMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zintuigen
Leerpad 10

Slide 1 - Tekstslide

Je biedt als verzorgende vaak zorg aan mensen met zintuiglijke beperkingen

Welke beperkingen?

Slide 2 - Tekstslide

Welke zintuigelijke beperkingen komen jullie tegen in je stage?

Slide 3 - Open vraag

Heb je zelf problemen aan ogen, oren, proeven, voelen of ruiken?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Zintuigen nemen prikkels waar via zintuigcellen (sensoren) die gevoelig zijn voor een bepaalde (specifieke) prikkel.
- Zien
- Horen
- Proeven
- Ruiken
- Voelen (pijn, warmte en koude, tast en druk) dus geen emoties

Slide 5 - Tekstslide

Oog
Het oog is een bol met aan de binnenzijde lichtgevoelige zintuigcellen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Werking oog

Slide 9 - Tekstslide

licht in het oog 

Slide 10 - Tekstslide

Scherp zien
Accomoderen
De lens in het oog wordt boller om dichtbij scherp te zien.

De lens in het oog wordt platter om veraf scherp te zien.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Bijziend
  •  De ooglens is te sterk of oogkas te lang.
  • Hierdoor kan je voorwerpen in de verte slecht zien. DichtBIJ kun je goed ZIEN.
  • Je hebt een negatieve lens nodig

Slide 13 - Tekstslide

Verziend
  • De ooglens is te zwak of oogkas te kort.
  • Je kan voorwerpen vlakbij slecht zien, veraf goed.
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 14 - Tekstslide

Scherp kunnen zien wordt vooral bepaald door:
A
de iris
B
de lens
C
netvlies

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de pupil?
A
Het centrum van het hoornvlies
B
Een opening in de iris
C
Een plek in het vaatvlies met donker pigment

Slide 16 - Quizvraag

Waar liggen je traanklieren?
A
Boven je oog
B
Onder je oog
C
Naast je oog
D
In je traanbuisjes

Slide 17 - Quizvraag

Kegeltjes nemen 3 soorten kleur waar. Welke?
A
Groen, geel en rood
B
Groen, blauw en rood
C
Blauw, geel en rood
D
Rood, groen en geel

Slide 18 - Quizvraag

Bij veel licht is de pupil
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens, de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accommoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 20 - Quizvraag

Welke lens heb je nodig als je bijziend bent ?
A
negatief
B
positief

Slide 21 - Quizvraag

Oor
Het oor bevat het gehoororgaan en het evenwichtsorgaan.
In het oor worden drie onderdelen onderscheiden:
  1. het uitwendige of buitenoor
  2. het middenoor
  3. het binnenoor

De gehoorzintuigcellen liggen in het binnenoor, in het slakkenhuis. Het evenwichtsorgaan ligt naast het slakkenhuis in het binnenoor.



Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

De overgang van het buitenoor naar het middenoor wordt gevormd door
A
De gehoorgang
B
Het trommelvlies
C
De buis van Eustachius

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de functie van oorsmeer?
A
Harde geluiden dempen
B
Soepel houden van de huid van de gehoorbeentjes
C
Soepel houden van de huid van de gehoorgang

Slide 25 - Quizvraag

Waar liggen de gehoorzintuigcellen?
A
In het middenoor
B
In de wand van de buis van Eustachius
C
In het slakkenhuis

Slide 26 - Quizvraag

Smaakzintuig
Mensen hebben sensoren voor vijf smaken: zoet, zuur, zout, bitter en umami. Umami geeft de sensatie ‘hartig’ en versterkt de andere smaken.

Slide 27 - Tekstslide

Hoe gaat het met de google site?
A
Klaar
B
Bijna klaar
C
Nog lang niet klaar
D
Wat is google site?

Slide 28 - Quizvraag