Les 6

Les 6
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2HBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Les 6

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk:
Bereid opdracht 12 voor blz. 63 

Opdracht voor de volgende keer:

Maak een foto van jouw boodschappenmandje en 
stuur die naar onze groepsapp.
Welke producten koop jij?
Kies een Nederlands recept. Wat ga je koken?
Lijkt je dat lekker of niet?
De volgende les vertel jij over jouw boodschappenmandje en wat voor Nederlands gerecht jij gaat klaarmaken.

Slide 2 - Tekstslide

presentatie over jullie boodschappenmandje en Nederlands recept

Slide 3 - Tekstslide


enkelvoud                                                                       meervoud
1 Wat eet jij meestal?                                                   Wat .............. jullie meestal?
2 Wat drink je bij het eten?                                        Wat ............... jullie bij het eten?
3 Koop je sommige producten juist wel,                ............... jullie sommige producten 
of juist niet?                                                                     juist wel of juist niet?
4 Let je op de prijs van boodschappen?                  ....................  jullie op de prijs van                                                                                                              boodschappen.


Wat eet je op een dag? Wat eten jullie op een dag?
1 tijdens het ontbijt, lunch en avondeten.
2 Wat eten jullie elke dag?
3 Wat is jullie favoriete product?
4 Welk product hebben jullie in Nederland leren kennen?


               

Slide 4 - Tekstslide

Maak opdracht 11 blz. 63

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 12 blz. 63

Slide 6 - Tekstslide

Boodschappenlied
Schrijf de boodschappen op.
Horen jullie ook de hoeveelheid?

Slide 7 - Tekstslide

Tekst blue zones blz. 64 en 65 

Vertaal tussenkopjes (zonder google translate) (in groepjes)

Probeer kort samen te vatten waar de alinea's over gaan.

Beschrijf dit in 1 zin.

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg: zouden blz. 66

Het werkwoord zouden gebruiken we voor:
A een wens
B een beleefde vraag
C een irrealis (een hypothetische situatie)

Zinsstructuur met het werkwoord zouden.
 
(gewone zin)
Wil je mij helpen?                                  
Kunt u de biologische drinkyoghurt voor mij pakken?
willen jullie wat rustiger zijn?
Mag ik van iemand een pen lenen?
Kunnen we hier zitten?

(Zinstructuur met zouden)
Zou je mij willen helpen?
Zou u de biologische drinkyoghurt voor mij kunnen pakken?
Zouden jullie wat rustiger willen zijn?
Zou ik van iemand een pen mogen lenen?
Zouden we hier kunnen zitten?
zouden 
ik/jij/u/hij/zij/het zou
wij/jullie/zij zouden

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk 
Maak opdracht 15 en 16A blz. 67 en 68
Huiswerk:

M opdracht 16A en B

Kijk een film met Nederlandse ondertiteling

Slide 10 - Tekstslide